Wednesday, December 17, 2008

verhouding pers SNP herbewerking krant Cardiff onderzoek

Als het niet in de krant staat, vindt u het waarschijnlijk nergens


Zowat 60% van wat u in uw krant leest is integraal afkomstig van persagentschappen en PR-bureaus, nog eens 20% is dat gedeeltelijk. Omdat de bronnen van 8% van de berichtgeving moeilijk te achterhalen valt, betekent dit dat amper 12% van de artikels die u in uw krant leest afkomstig zijn van de hand van een journalist die bij die krant werkt. De meest gerespecteerde media recycleren dus dagelijks en aan de lopende band ongecontroleerd materiaal dat hen wordt aangeleverd uit tweede hand. Kranten trachten dit vakkundig te verbergen door deze artikels te voorzien van de vermelding 'van onze correspondent' of van de initialen of de naam van de redacteur die het artikel (al dan niet gedeeltelijk) heeft herbewerkt.

Deze cijfers zijn afkomstig uit een recente studie van de Universiteit van Cardiff, die een totaal van 2.027 krantenartikelen bestudeerde, die op een willekeurige veertiendaagse werden gepubliceerd door de Britse -zogenaamde- kwaliteitspers. Lifestyle-, entertainment-, alsook televisie- en filmverslaggeving werden buiten beschouwing gelaten, omdat dit soort berichtgeving van nature al hevig gedomineerd wordt door de PR-bureaus.  De cijfers hebben dus betrekking op interessante zaken en gebeurtenissen die in Britse kranten werden gepubliceerd. Uit de slotconclusie blijkt dat 70% van de artikels die door persagentschappen en PR-bureaus werden aangeleverd door de kranten niet op feiten worden gecontroleerd (wat niet betekent dat ze niet juist zijn, we weten het gewoon niet) en dat bij amper 12% van de artikels de feiten meer dan eens worden gecheckt.

De studie liet de zogenaamde tabloids buiten beschouwing, omdat deze media traditioneel nog meer op de agenda van de PR-bureaus leunen. Zonder te willen veralgemenen besluiten de onderzoekers dat 'onafhankelijke en gedegen journalistieke activiteit in de onderzochte media de uitzondering eerder dan de regel is'. Hoewel de cijfers uit Groot-Brittannië komen kunnen ze als leidraad dienen voor wat ook in andere landen gebeurt. Een studie daterend van 2004 die door Philip Meyer, professor journalistiek aan de universiteit van North Carolina, werd uitgevoerd (en waarvan de bevindingen werden gepubliceerd in het boek 'The Vanishing Newspaper') komt tot een soortgelijke conclusie: in 3 van elke vijf onderzochte artikels op een totaal van verschillende duizenden, werden kleine tot grote onjuistheden geconstateerd.

In zijn boek 'Flat Earth News' beschrijft Guardian-journalist Nick Davies hoe kranten ooit het bezit waren van rijke mecenassen die de media gebruikten om hun gedachtengoed en hun propaganda door te drukken. Deze patriarchen gebruikten en misbruikten hun macht in functie van een niet-materiële, maar ideologische agenda. Vanaf het begin van de tachtiger jaren echter kwamen deze kranten stilaan maar zeker in handen van 'de goeroes van de bottom line'; de mediabaronnen, voor wie  het maken van geld een doel op zich was en die de krantenredacties decimeerden en de moderne journalistiek omvormden tot het 'onder steeds grotere tijdsdruk herverpakken van grotendeels ongecontroleerd tweedehandsmateriaal, meestal geschreven in functie van de politieke of commerciële belangen van de aanbrengers ervan'. De maatschappelijke opdracht van de pers was voor hen nooit een hoofdbekommernis. Synergieën tussen verschillende titels werden niet enkel op het promotionele vlak aangewend, ze breidden zich steeds vaker uit tot de redacties. Een zorgwekkende evolutie, waarvoor onze politici te weinig aandacht tonen. 'De trieste cirkel van de hebberigheid is rond,' schreef een bekende journaliste over deze gang van zaken. 'Onze krantenbonzen bevestigen dagelijks de algemene tendens in de mediawereld: eerst de aandeelhouders, dan de zakenwereld en de politiek en uiteindelijk ergens onderaan die lijst komt dan wel de lezer. '

Davies haalt in zijn boek talrijke voorbeelden aan van nieuws dat in functie van zakelijke of politieke belangen werd gefabriceerd: de zogenaamde 'Millenium bug', die de ganse computersector in een apocalyptische apotheose van de 20ste eeuw ten gronde zou richten; de massavernietigingswapens van George W. Bush en de mythe rond de Jordaanse 'superterrorist' Al Zarqawi. Maar daarnaast ook minder sensationele berichtgeving, zoals de door lokale politie gemanipuleerde cijfers omtrent de bestrijding van kleine criminaliteit of een bericht over ene Paul Hucker, een voetbalsupporter die zichzelf in 2006 voor € 150  verzekerde tegen een 'emotioneel trauma' in geval van een voortijdige uitschakeling van het Engelse elftal op het WK. Kort daarna bleek dat het bericht - dat door alle Engelse kranten was overgenomen- niet meer dan een geslaagde marketingstunt was van ... Hucker's verzekeringsmaatschappij. Toch had alle voornoemde berichtgeving één herkenbare gemene deler: ze was vals en gefabriceerd.

In een tijdperk van overmediatisering, waarin dag en nacht nieuws wordt verspreid dat niet op haar waarheidsgehalte wordt gecontroleerd, brengt vooral het internet de kranten in moeilijkheden. Gratis nieuwssites wisten op grond van een merk een trouw lezerspubliek op te bouwen, maar plegen tegelijkertijd en noodgedwongen roofbouw op de eigen printactiviteiten. Ook de digital natives (mensen geboren na 1984) nemen nog amper een krant ter hand.  (Kranten hebben sowieso een probleem met de jeugd, want gerenommeerde journalistieke media hebben steeds meer moeite studenten aan journalistieke opleidingen te interesseren voor een stageplaats. Ze kiezen liever voor lichte journalistiek of infotainment, maar dit terzijde.)<

Indien steeds meer mensen die internetnieuwssites bezoeken en daar het nieuws lezen, waarom zouden we ons dan nog bekommeren over de gedrukte publicaties? Het antwoord is kinderlijk eenvoudig: de papieren krant is niet enkel de manier om nieuws te verspreiden, het is vooral de manier om (het maken van) nieuws te betalen. Meer dan 90% van de inkomsten van de krantenindustrie is nog steeds afkomstig uit de verkoop van kranten en de opname van advertenties in diezelfde kranten. Papier zorgt dus voor de euros, websites zorgen slechts voor de eurocentjes.

De inkomsten die uit het internet worden gegenereerd kunnen onmogelijk journalisten onderhouden, die met voldoende tijd en vakkennis het nodige puzzelwerk verrichten dat vereist is om verhalen en bronnen keer op keer te checken en zaken aan het licht te brengen die sommigen liever niet gepubliceerd zien. Doch de immer stijgende  tijdsdruk heeft het beroep van journalist stilaan maar zeker beschadigd tot op het punt dat ze dat werk nog amper kunnen doen. Kwaliteitsjournalistiek komt met een prijskaartje, dat steeds moeilijker betaald raakt. Indien nog meer journalisten de krantenredacties moeten ruimen en buitenlandse correspondenten hun overzees bureau moeten sluiten, gaat het percentage PR- en nepnieuws straks gewoon verder de hoogte in. Dan rest ons nog enkel nog de hel van het infotainment, de desinformatie van de spindoctors en het soort ridicule proza dat de voorpagina's van de sensatiepers ontsiert. Met de creatie van massapsychose als een natuurlijk eindproduct.

Dat kranten geen geld zouden verdienen is trouwens een mythe. In 2005 realiseerden Amerikaanse mediabedrijven een gemiddelde winstmarge van 20,5%, dubbel zoveel als de andere Forbes 500-bedrijven. Zoals Peter Vandermeersch het vorige week in Terzake bevestigde, zal 2008 voor De Standaard ook financieel een uitzonderlijk goed jaar worden. Dat de Christian Van Thillo's en andere Luc Missortens van deze wereld binnen deze context niet bereid zijn hun winsten -al was het maar voor één jaar, tot de financiële storm gaat liggen- in de eigen mensen te herinvesteren roept wrange vragen op. Dat Klaus Van Isacker zegt dat De Morgen - waar 1 op 4 redactiemedewerkers moet verdwijnen- niet aan kwaliteit zal inboeten, is wraakroepend en een slag in het gezicht van de huidige journalisten van die krant. Door de overvloed aan gratis kranten en dito internetcontent, krijgen de uitgevers het steeds moeilijker om hun lezers ervan te overtuigen te betalen voor een krant die als duur wordt gepercipieerd. Banale informatie kan niet langer worden verkocht. Uitgevers anticiperen met deze ontslagrondes zogezegd op de 'bad times ahead'. Maar lezers zijn zeker nog bereid in hun portemonnee te tasten voor wat ze als waardevolle informatie beschouwen. Wil het toeval nu dat net dat product nog enkel door journalisten wordt gemaakt.

Toch zullen ook de kranten zich moeten heruitvinden. Volgens Dan Gillmor, auteur van het boek `We the media`, is de werkwijze van de traditionele media niet meer van deze tijd. `Bij de grote mediabedrijven is het net alsof het nieuws een hoorcollege is. Wij vertellen u wel even hoe het allemaal in elkaar zit`. Journalisten zullen meer in gesprek moeten gaan met de lezer: geen les geven, maar een conversatie voeren, want lezers zijn mondiger geworden. Via internet kunnen burgers op talloze manieren reageren op het nieuws en voor dit soort `burgerinitiatieven` is dan ook een belangrijke rol weggelegd. De behoefte van mensen om te reageren op nieuws lijkt op het eerste gezicht een ideale manier voor de media om hun publiek vast te houden. Burgerjournalistiek wordt zo een noodzakelijke aanvulling op traditionele journalistiek. Maar hoewel sommige bloggers zeker een meerwaarde voor het medialandschap betekenen, blijven burgerjournalisten en opiniemakers voor hun hersenspinsels nog al te vaak afhankelijk van de primaire grondstof voor nieuws: de door beroepsjournalisten aan het licht gebrachte feiten die in de gedrukte krant worden gepubliceerd.  Hoeveel bloggers en zogenaamde nieuwsaggregators openden de afgelopen jaren trouwens een bureau in Bagdad?

Paradoxaal genoeg vormen het internet en de blogosfeer in zekere zin een terugkeer naar de 17e- en 18e eeuwse journalistiek, toen mensen die iets te melden hadden een eigen drukpers in elkaar knutselden en nieuwsbrieven en pamfletten verspreidden. Zal de geschiedenis zich  herhalen? Tijdens de American Magazine Conferentie in oktober laatstleden, uitte een spreker zijn ongerustheid over het mogelijk verdwijnen van belangrijke krantentitels in de VS - 'de betrouwbare nieuwsbronnen waarop lezers steeds hebben kunnen vertrouwen'. (Eerder deze week vroeg de Los Angeles Times trouwens opschorting van betaling aan, terwijl de New York Times haar hoofdkantoor aan de 8th Avenue in Manhattan als onderpand gaf voor een lening van 225 miljoen, die moet helpen het hoofd te bieden aan de in 2009 verwachte geldproblemen).

Mochten die kranten verdwijnen, dan zou het internet al gauw verworden tot wat de spreker 'een moeras van nutteloze informatie' noemde. Nochtans was de man  allesbehalve een loonslaaf van de traditionele media, die zijn beklag kwam maken over de noodlijdende sector.  De spreker in kwestie was namelijk niemand minder dan Eric Schmidt, de CEO van Google.