1) WAAROM?
De kat is een obligate carnivoor
Dit is een nogal theoretisch gedeelte over de specifieke aanpassingen van de stofwisseling van de kat aan haar dieet, maar zelf ben ik iemand die dit soort dingen altijd graag wil weten, vandaar dat ik het u niet wil onthouden. Ik heb mijn best gedaan om het zo eenvoudig mogelijk uit te leggen, maar dit is niet altijd even simpel. Voor de geïnteresseerden heb ik dus één raad: lees het desnoods 2x ;-)
Water
Dit stuk gaat over een vaak vergeten maar extreem belangrijk onderdeel van de voeding van de kat: water. Samen met het vorige gedeelte legt dit uit waarom een verse vleesvoeding die het natuurlijk dieet van de kat zo dicht mogelijk benadert het beste is dat u uw kat kan geven.
Vaak voorkomende gezondheidsproblemen bij katten en hun verband met droogvoer
Na het lezen van deel 1 en 2 zult u vast al begrepen hebben dat droogvoer uit den boze is voor een kat. Maar voor wie toch nog niet helemaal overtuigd is worden in dit gedeelte een aantal "illustraties" gegeven van waarom brokken zo slecht zijn...
-Blaasgruis/(nier)stenen en blaasontsteking
-Nierinsufficiëntie/nierfalen
-Diabetes mellitus
-Obesitas
-Leververvetting
-Maagdarmproblemen (voedselintolerantie en IBD)
-Tandsteen en andere tandproblemen
Voor- en nadelen van versvlees
De titel spreekt voor zich.
2) HOE?
Terminologie
Om misverstanden te vermijden worden er eerst nog vlug enkele termen uitgelegd.
Zelf samenstellen voor katten
In dit gedeelte worden drie belangrijke methodes besproken om zelf voeding voor katten samen te stellen.
-Barfen volgens Billinghurst
-Het Feline future diet
-Raw feeding / prooidiermodel / Tom Lonsdale
In de praktijk
In het voorlaatste deel van dit artikel geven we wat "commentaar" bij deze 3 methodes en vertellen we u ook hoe wij het zelf doen.
Tips en waarschuwingen
Handig om te lezen voor u definitief begint.
_______________________________________________________________________________________________________________________________
DE KAT IS EEN OBLIGATE CARNIVOOR
Als we het natuurlijke dieet van de kat bekijken, dan zien we dat dit bestaat uit prooidieren (kleine knaagdieren, vogels, ...). Deze bevatten een hoog gehalte aan eiwit, een matig gehalte aan vet, en uiterst minimale hoeveelheden aan koolhydraten. Het is dus niet meer dan logisch dat de stofwisseling (metabolisme) van katten hier volledig op afgestemd is, en het feit dat de kat een obligate carnivoor is, wil niets anders zeggen dan dat ze vlees (en ander dierlijk materiaal) nodig heeft om aan haar nutritionele behoeften te voldoen, zoals we hieronder zullen verduidelijken.
Katten hebben een VEEL HOGERE BEHOEFTE AAN EIWIT in hun dieet dan honden en de meeste andere diersoorten. Hier zijn verschillende redenen voor:
Veel diersoorten halen hun energie vooral uit vet en koolhydraten ("suikers"), en slechts in mindere mate uit eiwit. Katten daarentegen, halen hun energie bijna alleen maar uit eiwit en vet, en slechts in zeer geringe mate uit koolhydraten. Dit is logisch, aangezien hun natuurlijke dieet uiterst weinig koolhydraten bevat, maar wel veel eiwit. Bijgevolg zijn ze er op toegespitst geworden om erg efficiënt de aminozuren die ontstaan bij de vertering van het eiwit uit hun voeding, om te bouwen tot glucose, hetgeen dé brandstof is voor alle cellen in het lichaam. Het stofwisselingsproces waarin dit gebeurt, heet gluconeogenese ("nieuw aanmaken van glucose") en werkt bij minder strikte carnivoren veel minder intensief.
Een tweede punt, dat eigenlijk aansluit bij het vorige, is het feit dat een kat ten àllen tijde een zeer hoog aminozuurkatabolisme heeft (aminozuren zijn de bouwstenen waaruit eiwitten opgebouwd zijn), ongeacht het eiwitgehalte in de voeding. Omnivoren en minder strikte carnivoren zoals de hond, gaan aminozuren opsparen voor andere belangrijke doeleinden wanneer ze een eiwitarm dieet krijgen, i.p.v. ze te verwerken tot glucose (energie). Wanneer een dieet arm aan eiwit is, impliceert dit immers meestal dat er wel veel koolhydraten voorhanden zijn. Als reactie op deze grote hoeveelheid koolhydraten in de voeding -en bijgevolg grote hoeveelheid glucose in het bloed- wordt een bepaald enzyme in de lever, genaamd glucokinase, actief. Dit zorgt ervoor dat de glucose die op dat moment niet meteen nodig is, verder verwerkt kan worden, o.a. tot glycogeen dat fungeert als een soort reservevoorraad aan energie (glycogeen wordt namelijk opgeslagen in o.a. de lever en kan indien nodig weer omgezet worden tot glucose). Omdat het natuurlijk dieet van de kat echter weinig tot geen koolhydraten bevat, heeft zij geen glucokinase nodig, en dit enzym is bijgevolg verloren gegaan tijdens de evolutie van de kat, katten beschikken enkel over hexokinase. In tegenstelling tot glucokinase, kan hexokinase slechts kleine hoeveelheden glucose verwerken. Maar zoals gezegd is dit ook niet nodig, want wanneer een kat haar natuurlijke dieet -rijk aan eiwitten en arm aan koolhydraten- krijgt, dan kómt er geen plotselinge grote hoeveelheid glucose vrij in het bloed, want er zit geen grote hoeveelheid koolhydraten in de voeding. In plaats daarvan worden er voortdurend, aan een vrij constant ritme, aminozuren afgebroken, zodanig dat de gluconeogenetische enzymen ook aan een constant ritme glucose kunnen maken hieruit. De bloedsuikerspiegel wordt perfect op peil gehouden én het hexokinase wordt niet overbelast. Het geheel is dus eigenlijk bijzonder goed geregeld zo. Maar het probleem is nu, dat de kat zich niet kan aanpassen aan een eiwitarm, koolhydraatrijk dieet, onder meer door het ontbreken van dit glucokinase. Wanneer ze tóch een dergelijke dieet krijgt, ontstaan er zeer sterke schommelingen in het glucose-peil in het bloed (hoge pieken kort na de maaltijd t.g.v. de overmaat aan glucose die niet op tijd verwerkt kan worden door het hexokinase). Inmiddels blijft ook de afbraak van aminozuren onveranderd doorgaan (bij andere dieren kunnen de enzymen die hiervoor instaan "aan" en "uit" gezet worden), hetgeen er toe kan leiden dat andere belangrijke eiwitverbruikende processen niet (efficiënt genoeg) kunnen doorgaan, en er zelfs spiereiwitten e.d. afgebroken worden. De kat raakt als het ware ondervoed.
Nu hebben we dus al voor een groot deel de hoge eiwitbehoefte van de kat verklaard. Maar niet alleen de kwantiteit telt, ook de KWALITEIT VAN HET EIWIT is van groot belang.
Een kat heeft namelijk nood aan een grote hoeveelheid dierlijke eiwitten, plantaardige eiwitten hebben voor hen veel minder voedingswaarde. De reden hiervoor is dat katten bepaalde metabole wegen missen, en hierdoor veel minder efficiënt gebruik kunnen maken van plantaardige eiwitten dan van dierlijke eiwitten. Ook dit is eigenlijk heel logisch, aangezien bepaalde aminozuren, zoals taurine, arginine, methionine en cysteine, overvloedig aanwezig zijn in hun natuurlijke dieet. De enzymen die instaan voor de aanmaak van deze stoffen in het lichaam van de kat zelf, zijn hierdoor eigenlijk ook weer overbodig geworden en het zou dus alleen maar verspilling zijn van energie om deze metabole wegen toch te moeten onderhouden. Dit heeft echter ook als gevolg dat wanneer een kat nu een voeding krijgt met weinig dierlijk en veel plantaardig eiwit, ze hier weinig mee kan aanvangen. De enzymen die ervoor zorgen dat vele andere dieren deze aminozuren wel kunnen synthetiseren, uitgaande van plantaardige eiwitten, zijn namelijk gewoon niet meer aanwezig bij de kat. Op die manier kunnen er dus tekorten ontstaan: namelijk als er te weinig dierlijk eiwit in het dieet aanwezig is.
Bovendien mogen we niet vergeten dat katten niet alleen het vermogen om deze specifieke aminozuren aan te maken missen, ze hebben ook een hogere behoefte aan deze specifieke aminozuren want ze verbruiken hier veel meer van dan de meeste andere diersoorten (zelfs in vergelijking met (minder strikte) vleeseters zoals de hond). Ook dit is o.a. weer een gevolg van het feit dat hun eiwitmetabolisme steeds op volle toeren draait (zie boven) in combinatie met de uitermate belangrijke functies die deze aminozuren vervullen. Ze hóeven natuurlijk in principe ook niet echt spaarzaam om te gaan met deze aminozuren, want in hun natuurlijke dieet zijn ze meer dan voldoende voorhanden.
Het zou ons veel te ver leiden om hier verder op in te gaan bij elk van deze aminozuren afzonderlijk, maar als voorbeeld wil ik toch even taurine aanhalen. Ondanks dat dit één van de uitzonderingen is onder de aminozuren omdat het nooit als dusdanig wordt ingebouwd in eiwitten, maar een zogenaamd "vrij aminozuur" is, is taurine toch uiterst belangrijk. Taurine is onmisbaar voor het zicht en de functie van de hartspier, en speelt ook een zeer belangrijke rol in het zenuwstelsel, het immuunsysteem en bij de voortplanting. Daarnaast gebruiken katten ook bij de vorming van geconjugeerde galzuren uitsluitend taurine, daar waar andere dieren ook (en vooral) glycine gebruiken. Dit permanente verlies van taurine via de galwegen, samen met het feit dat katten in tegenstelling tot de meeste andere dieren zélf maar heel weinig of geen taurine kunnen aanmaken, maakt dat er dus constant taurine aangevuld moet worden via de voeding, en dit kan enkel gebeuren d.m.v. dierlijk materiaal (vnl. spiervlees en hart). Om het belang van taurine te illustreren wil ik er nog even op wijzen dat een tekort aan taurine tot een ernstige hartaandoening kan leiden (dilatorische cardiomyopathie of DCM), alsook tot blindheid (centrale retina-degeneratie).
Een volgende belangrijk aspect van het dieet van de kat is het VETGEHALTE.
Zoals we al heel even aanhaalden in het begin van dit artikel, is vet een zeer belangrijke energiebron voor de kat, zoniet dé belangrijkste, daar waar voor andere dieren ook koolhydraten een zeer goede energiebron zijn.
Maar net zoals de kwaliteit van het eiwit van belang is, is ook de KWALITEIT VAN HET VET van belang.
Dierlijk vet brengt immers een aantal essentiële vetzuren aan voor de kat, onder meer linolzuur en arachidonzuur (omega-6 vetzuren), en linoleenzuur en zijn afgeleiden DHA en EPA (omega-3 vetzuren). De meeste diersoorten kunnen zelf arachidonzuur aanmaken uitgaande van linolzuur, en EPA en DHA uitgaande van linoleenzuur. Maar ook hier weer geldt dat de kat dit niet kan: daar waar voor bvb. een hond enkel linolzuur en linoleenzuur "essentieel" zijn, zijn voor de kat zowel linolzuur, arachidonzuur, linoleenzuur, EPA en DHA wat men noemt "essentiële vetzuren", hetgeen wil zeggen dat ze die via de voeding naar binnen moeten krijgen. De oorzaak hiervan is andermaal hetzelfde: al deze vetzuren zijn zo overvloedig aanwezig in de natuurlijke voeding van de kat, dat de enzymen om deze stoffen zelf aan te maken, overbodig zijn geworden.
Bovenstaande verduidelijkt dus al een aantal dingen met betrekking tot het optimale gehalte aan (en de kwaliteit van) eiwit en vet in de voeding van de kat. Maar katten vertonen ook een aantal adaptaties die het te verwachten LAGE GEHALTE AAN KOOLHYDRATEN in hun voeding weerspiegelen.
Ten eerste ontbreekt bij katten het enzym amylase in hun speeksel, en ook in de dunne darm is er weinig amylase-activiteit terug te vinden. Dit enzym staat normaal in voor een eerste vertering van koolhydraten: ze worden er als het ware door verknipt tot kortere suikerketens. Daarnaast zijn ook de andere enzymen, die instaan voor de verdere afbraak van deze suikerketens in nóg kleinere stukjes, veel minder actief dan bij minder carnivore diersoorten. Dit betekent niet dat katten helemaal géén zetmeel of andere koolhydraten kunnen verteren, maar hun vermogen om dit te doen komt in de verste verten niet in de buurt bij hun vermogen om eiwitten en vetten te verteren.
Eén en ander kan er bovendien weer toe leiden dat hoge gehaltes aan koolhydraten negatief uitpakken voor de kat. Zo zal een hoog gehalte aan koolhydraten bvb. ook nog eens de eiwitverteerbaarheid verminderen. Dit gebeurt door een combinatie van factoren, maar één ervan is de verhoogde passagesnelheid doorheen de darm van een koolhydraatrijk voer t.o.v. een koolhydraatarm voer. Een ander voorbeeld is het feit dat katten die een dieet met een hoog vezelgehalte krijgen (vezels zijn ook koolhydraten), een hogere behoefte aan o.a. water en macromineralen, zoals calcium, fosfor en magnesium, hebben, omdat er meer water en mineralen verloren gaan met de faeces bij een dergelijk dieet. Tevens zal de normale bacteriële flora in de dikke darm van de kat, veranderen o.i.v. een hoog gehalte aan koolhydraten in de voeding: er komen immers meer koolhydraten in de dikke darm terecht, waar ze als "voedsel" voor bacteriën kunnen dienen. Dit laatste heeft ook zijn effect op de faeces. De bacteriën in de darm gaan hierdoor immers organische zuren produceren, die (1) meer water aantrekken, met als gevolg slappere faeces, (2) zorgen voor een lagere pH in de darm waardoor andere bacteriën dan de normale gaan woekeren en (3) meer stinken...
We komen hier ook nog even terug op de verschillen voor wat betreft een aantal leverenzymen tussen katten en andere diersoorten. We hadden het al over het feit dat katten enkel over hexokinase beschikken en niet over glucokinase, omdat ze eigenlijk geen nood hebben aan het glucokinase. Ook de andere enzymen die instaan voor de glycogeenvorming zijn weer veel minder actief bij de kat.. Daarnaast is een kat ook wat men noemt "insuline-resistent". Insuline wordt normaal vrijgesteld door de alvleesklier wanneer de bloedsuikerspiegel (te) hoog is, en zorgt ervoor dat de glucose uit het bloed wordt opgenomen door de cellen in de perifere weefsels. Maar ook hier weer is de kat een buitenbeentje: er is veel meer insuline nodig opdat de perifere weefsels de glucose uit het bloed zouden opnemen, dan bij andere diersoorten. Daarom wordt dit insuline-resistentie genoemd. In de natuur heeft dit uiteraard zijn nut: het hoge gehalte aan eiwit van het prooidier wordt beetje bij beetje omgezet in glucose t.h.v. de lever (zie boven), die dan ook slechts beetje bij beetje wordt opgenomen door de perifere weefsels. Zo kan de kat langere periodes van vasten zonder problemen overbruggen (ze vangt immers geen muizen aan één stuk door, de hele dag). De gevolgen van dit alles zijn tweeledig: katten zijn niet in staat tot het snel corrigeren van de hoge bloedsuikerspiegel die ontstaat na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd(*), en wanneer ze hier dan uiteindelijk tóch in slagen, dan wordt het merendeel van de glucose opgeslagen onder vorm van vet, i.p.v. onder vorm van glycogeen. (*: ook al kunnen katten t.g.v. het ontbreken van bovengenoemde enzymen koolhydraten niet zo efficiënt als andere dieren verteren, ze kunnen het wel nog 'goed' genoeg opdat er na een koolhydraatrijke maaltijd een grote hoeveelheid glucose in het bloed terecht komt... met alle gevolgen van dien)
We kunnen dus echt niet genoeg benadrukken dat katten in de natuur lang niet zo'n grote hoeveelheid aan koolhydraten zouden innemen, als hen in de praktijk vaak voorgezet wordt d.m.v. het klassieke droogvoer. Het gemiddelde droogvoer bevat 35 tot 50% koolhydraten (soms zelfs nog meer), daar waar het natuurlijke dieet van een kat slechts voor maximaal 3 tot 5% uit koolhydraten bestaat. Een groot deel hiervan bevindt zich dan nog in het maagdarmstelsel van het betrokken prooidier: het merendeel hiervan wordt niet opgegeten (tenzij bij zeer kleine prooidieren) en het deel dat toch opgenomen wordt is bovendien al gedeeltelijk verteerd.
Maar er is meer: ze hebben niet alleen geen nood aan koolhydraten, te veel koolhydraten zijn ook nog eens ronduit ongezond voor katten. Verderop in dit artikel zal u hier nog meer over kunnen lezen.
Om te besluiten even een korte samenvatting van wat voorafging:
1) katten hebben een grote behoefte aan hoogkwalitatief dierlijk eiwit. Plantaardig eiwit is uitermate ongeschikt voor katten en kan tot belangrijke tekorten leiden.
2) katten hebben nood aan een voldoende hoog gehalte aan vet in de voeding, dat eveneens van dierlijke oorsprong moet zijn.
3) koolhydraten in de voeding hebben weinig tot geen nut voor de kat en kunnen zelfs uitermate nadelige gevolgen hebben.
WATER
Een vaak vergeten maar extreem belangrijk onderdeel van de voeding van de kat is water.
Als strikte carnivoren voldoen katten voornamelijk aan hun waterbehoeften d.m.v. het water dat vervat zit in hun prooi. Bovendien is de kat van oorsprong een woestijndier en dit wordt weerspiegeld in hun drinkgedrag. Katten voelen namelijk heel weinig dorst en hebben dus van nature uit niet de neiging om veel te drinken. Dit betekent dat ze voornamelijk afhankelijk zijn van het water dat ze opnemen mét de voeding. Prooidieren bestaan gemiddeld voor zo'n 70% uit water. Droogvoer daarentegen, bevat slechts 10% vocht.
Onderzoek heeft aangetoond dat een kat die droogvoer eet én daarnaast ook drinkt, slechts half zo veel water inneemt als een kat die versvoer of prooidieren eet (of zelfs blikvoer). Het gaat zelfs zo ver dat katten die hoofdzakelijk droogvoer krijgen, eigenlijk chronisch in lichte mate gedehydrateerd zijn.
Nochtans is water van essentieel belang, onder meer omdat een hogere wateropname er voor zorgt dat er ook meer water voor urineproductie kan gebruikt worden. Dit is belangrijk omdat op die manier de vorming van nier- en blaasstenen voorkomen wordt. Bij oudere katten, die de neiging hebben om minder geconcentreerde urine te vormen en dus meer water te verliezen langs deze weg, is een voldoende opname van water nóg belangrijker.
VAAK VOORKOMENDE GEZONDHEIDSPROBLEMEN BIJ KATTEN EN HUN VERBAND MET DROOGVOER
Als u naar de ingrediëntenlijst van een zak droogvoer kijkt, zult u zien dat deze boordevol granen zit (met de daarmee gepaard gaande overvloed aan koolhydraten en plantaardige eiwitten) en andere ronduit ongeschikte bestanddelen voor carnivoren. Om nog maar te zwijgen van de kwaliteit van het beetje "vlees" dat er dan wél in verwerkt zit... Met alles wat hierboven aangegeven wordt in gedachten, zou het even onlogisch zijn om een carnivoor als de kat een dieet voor te schotelen dat voornamelijk bestaat uit granen met een vleessmaakje (brokken...), als dat het zou zijn om vlees te geven aan een herbivoor als een paard of een rund, niet? De reden waarom dit dan toch nog steeds het geval is in het merendeel van de gezinnen, is simpel... Ten eerste is droogvoer gemakkelijk, dat zal niemand ontkennen. Ten tweede zijn granen goedkoop (en dus ook winstgevend voor de fabrikant). Bovendien is er altijd een zekere hoeveelheid plantaardig materiaal nodig om een brok te kunnen maken. Maar is een voer vol koolhydraten en plantaardige eiwitten en met een minimum aan water dan ook het beste voor onze katten? Absoluut niet. Een groot aantal ziekten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de voeding, zijn hier jammer genoeg het bewijs van.
BLAASGRUIS/(NIER)STENEN EN BLAASONTSTEKING
Het belang van water haalden we in hierboven al aan. De concentratie van de urine is een kritieke factor in de preventie van het ontstaan van urolithen (blaas- en nierstenen). De urine van katten die droogvoer krijgen, is -door het tekort aan water- veel meer geconcentreerd. Dit betekent dat er een veel hogere concentratie is aan urolith-vormende mineralen en daardoor is er dus veel meer kans op het ontstaan van gruis en stenen. Gruis of kleine steentjes kunnen levensbedreigend zijn, aangezien ze kunnen leiden tot een verstopping van de urinebuis (de urethra), waardoor het urineren onmogelijk wordt. Vooral katers zijn hiervoor gepredisponeerd. Bovendien is urine met een dergelijk hoog gehalte aan kristallen te vergelijken met schuurpapier dat over de delicate wand van de blaas schuurt. Het resultaat hiervan is een blaasontsteking, en kan in extreme gevallen zelfs lijden tot het scheuren van de blaaswand.
Elke kat die herhaaldelijk op de kattenbak gaat maar hier geen plasjes achterlaat heeft onmiddellijk medische hulp nodig!
Maar naast het watergehalte is ook het gehalte aan koolhydraten in de voeding een belangrijke factor. Recente studies hebben immers aangetoond dat er een onmiskenbaar verband is tussen koolhydraten (granen) in het dieet en de vorming van struvietkristallen. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de pH van de urine hoger wordt (minder zuur) o.i.v. een koolhydraatrijk dieet, en struvietkristallen worden nu eenmaal gevormd wanneer de urine van de kat niet zuur genoeg is. Granen zijn daarnaast ook nog eens rijk aan kalium</b>zouten (i.t.t. vlees), en ook dit zorgt voor een hogere pH.
Het is dan ook duidelijk dat het beste dieet om al deze problemen te voorkomen, een dieet is rijk aan vocht en eiwit, en arm aan koolhydraten. Het hoge vochtgehalte van vers vlees/prooidieren zorgt ervoor dat er voldoende urineproductie is, zodat deze niet te sterk geconcentreerd is. Bovendien zorgt een verse vleesvoeding op zichzelf al voor een lichte verzuring van de urine, dankzij de zwavelhoudende aminozuren (methionine en cysteïne) die veelvuldig voorkomen in dierlijk eiwit. De zwavelgroepen van deze aminozuren worden immers omgezet in sulfaat, en dit sulfaat wordt uitgescheiden in de urine, waardoor de pH van de urine daalt.
Brokkenfabrikanten hebben gezocht naar een "oplossing": het probleem van het vocht was onoverkomelijk -anders was het geen brok meer- , en ook de granen moesten en zouden in dezelfde mate in de voeding aanwezig blijven -anders was het niet meer goedkoop-, dus gingen ze het zoeken in de kunstmatige verzuurders: ammoniumchloride en/of dl-methionine (een synthetische versie van het natuurlijk in vlees voorkomende aminozuur methionine) werden standaard toegevoegd aan het gewone droogvoer (en nog in grotere hoeveelheden aan de speciale dieetvoedingen). Maar inmiddels werd er niet alleen aangetoond dat deze kunstmatige verzuurders niet zo effectief zijn in het voorkomen van struviet als een eiwitrijke voeding, ze blijken ook andere schadelijke effecten te hebben... Zo kan dl-methionine voor bloedarmoede (hemolytische anemie) zorgen. Bovendien is het zeer moeilijk om perfect de natuur "na te bootsen" met kunstmatige middelen, en met de kunstmatige verzuurders is er dan ook een groot risico op "over-verzuring". Dit kan leiden tot metabole acidose (een te lage lichaamspH), een tekórt aan kalium (terwijl er oorspronkelijk eigenlijk een teveel was), en niet te vergeten: nierfalen. Ook tonen de statistieken aan dat, sinds de opkomst van de kunstmatige verzuurders in droogvoer, een ander type urolithen spectaculair meer voorkomt: calcium-oxalaat. Dit is logisch, aangezien calcium-oxalaat net wordt gevormd wanneer de pH van de urine té zuur is. Daarnaast werd ook het magnesiumgehalte van de meeste droogvoeders standaard naar omlaag gebracht, en laat magnesium nu net een inhiberende functie hebben op de vorming van calcium-oxalaat in de urine.
Kortom: niets gaat boven het natuurlijke dieet van de kat...
NIERINSUFFICIËNTIE/NIERFALEN
Nierfalen is waarschijnlijk de meest voorkomende doodsoorzaak bij katten heden ten dage. Het is belangrijk om weten dat chronische dehydratatie een zeer grote rol speelt bij het ontstaan en verergeren van nierinsufficiëntie, en zoals we al zagen zijn katten die uitsluitend droogvoer krijgen eigenlijk altijd chronisch gedehydrateerd. Ook de kunstmatige verzuurders hebben een schadelijk effect op de nieren, zoals we hierboven aanhaalden.
Overigens schreef men vroeger steevast een dieet voor met een laag fosforgehalte én een laag eiwitgehalte aan katten met nierinsufficiëntie. Ook hier is men echter van teruggekomen, er is namelijk gebleken dat het eiwitgehalte niet zozeer verlààgd moet worden, maar dat er vooral zorg voor moet gedragen worden dat het eiwit voor de kat van zeer goede kwaliteit is (vleeseiwit, en geen plantaardig eiwit dus). Hoogkwalitatief eiwit zorg immers voor weinig afvalstoffenproductie, waardoor de nieren, die normaal moeten zorgen voor de eliminatie van afvalstoffen, gespaard worden. Daarnaast is een laag eiwitgehalte nog eens extra negatief omdat het bijdraagt tot een verlies aan spiermassa (door afbraak van eigen spiereiwitten, zie boven), iets wat een kat met nierinsufficiëntie, die vaak al erg mager is, al helemààl kan missen. De kat raakt als het ware ondervoed, door het tekort aan eiwit. Ook voor een kat met nierinsufficiëntie is een natuurlijk dieet dus nog steeds het meest geschikt... Merken we wel nog even op dat het fosforgehalte wél belangrijk blijft bij nierpatiënten, en indien nodig kunnen hiervoor fosforbinders aangewend worden. Ook het opdrijven van het vetgehalte van de voeding kan voordelig zijn, omdat op die manier het energiegehalte van de voeding ook stijgt (rauw schapenvet en ghee zijn hiervoor uitermate geschikt). Daarnaast zijn er nog een aantal supplementen (vb. omega-3 vetzuren) die aan de voeding kunnen toegevoegd worden. Het belangrijkste is echter dat als een kat een dieet krijgt dat zo dicht mogelijk bij de natuur staat, ze veel minder kans heeft op het ontwikkelen van nierinsufficiëntie bij het verouderen.
DIABETES MELLITUS
Ook diabetes mellitus of suikerziekte type II is jammer genoeg geen zeldzame ziekte bij onze katten. Herinnert u zich nog uit het eerste stuk van dit artikel, dat we daar zagen dat een kat na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd (droogvoer) een zeer hoge bloedsuikerspiegel bekomt en dat zij deze niet snel kan corrigeren? Welnu, deze langdurige hoge bloedsuikerspiegel zorgt ervoor dat de bèta-cellen van de alvleesklier langdurig geprikkeld worden tot het vrijstellen van insuline (in een poging om het suikergehalte in het bloed weer te doen dalen, zonder veel effect echter, gezien ook de insuline-resistentie van de kat). De nagenoeg permanente "stress" voor de bèta-cellen kan er op de duur toe leiden dat deze uitgeput raken, een zogenaamde "burn-out". Er wordt dan helemaal geen of veel te weinig insuline geproduceerd, hetgeen dus leidt tot suikerziekte.
Een eiwitrijk dieet, dat bovendien arm is aan koolhydraten (zowel arm aan zetmeel als aan vezel) heeft als resultaat dat in bijna 89% van de katten de hoeveelheid insuline die ingespoten moet worden met minstens de helft kan verminderd worden. Uit een andere studie bleek zelfs dat men het toedienen van insuline volledig kon stopzetten bij 1/3 van de katten. Voorwaarde bij dit laatste is wel, dat er nog genoeg bèta-cellen aanwezig zijn die nog voldoende functioneel zijn. Des te vroeger in het verloop van de ziekte men overgaat op de gepaste voeding, des te groter de kans is dat dit het geval is. En welke voedings is er nu rijk aan eiwitten, en arm aan koolhydraten: juist, verse vleesvoeding.
(Let op: als uw kat al insuline krijgt, mag u nooit een dergelijke voeding beginnen te geven zonder uw dierenarts te raadplegen, het is namelijk nodig om tegelijk meteen de insuline-dosis aan te passen, aangezien er anders een levensbedreigende situatie met een tevéél aan insuline kan onstaan!)
OBESITAS
Naar schatting ongeveer 1/3 van de katten leidt aan overgewicht. Hoewel dit in de ogen van velen onder u misschien een banaal probleem lijkt voor wat betreft onze huiskatten, die alles op schoot gebracht krijgen, zijn de gevolgen toch niet te onderschatten. Immers, obesitas bij katten kan leiden tot allerhande andere gezondheidsproblemen, zoals suikerziekte, gewrichtsproblemen, problemen met de urinewegen, huidproblemen en niet te vergeten, leververvetting. Er zijn een aantal verschillende factoren die een rol spelen bij het ontstaan van overgewicht bij katten, namelijk: geslacht, castratie, leeftijd, activiteit en voedingswijze (maaltijdvoedering is beter dan het ter beschikking stellen van voedsel de hele dag door). Maar dé belangrijkste factor is en blijft de voeding zelf, meerbepaald het koolhydraatgehalte van de voeding. Zoals u inmiddels al weet, wordt een overmaat aan koolhydraten in de voeding grotendeels omgezet in vet. De rest kan u zelf aanvullen: koolhydraatrijk droogvoer is de voornaamste oorzaak van te vette katten. Alle zogenaamde "light" producten voor katten die op de markt zijn, richten zich echter voornamelijk op het vetgehalte van de voeding. Men verlaagt het vetgehalte, máár dit wordt gedaan d.m.v. het opdrijven van de fractie aan granen in de voeding. En granen bevatten veel koolhydraten... (Hetzelfde geldt ook voor de zogenaamde "indoor" varianten.) Een tweede punt waarop ingespeeld wordt, is het verhogen van het gehalte aan onoplosbare vezels. Het gevolg hiervan is, zoals we al eerder zagen, dat de eiwitverteerbaarheid afneemt, en dat er veel water en macromineralen via de faeces verloren gaan. Het volume van de faeces neemt hierdoor toe, maar erger nog is het feit dat de kat nóg minder water binnenhoudt dan op een gewoon droogvoer en dat zelfs zo'n obese kat kan ondervoed geraken door een tekort aan eiwit. Van alle commerciële voedingen op de markt, staan deze light en indoor producten dan ook het verst van al van het natuurlijk dieet van katten af, en daarmee behoren ze tot de meest ongezonde voeding die u een kat kan voorzetten. Veel mensen geven dan ook nog eens zeer kleine hoeveelheden van dergelijke lightvoeding. Dit gebeurt ongetwijfeld met de beste bedoelingen, maar kleine hoeveelheden van een ongeschikte voeding (op zijn zachtst uitgedrukt) is niet de oplossing... Het resultaat is enkel: een chagrijnige kat, die nog steeds overgewicht heeft, én bovendien een ernstig risico op leververvetting loopt (zie onder). Verscheidene onderzoekers kwamen tot de conclusie dat een kat met overgewicht, die een eiwitrijk, koolhydraatarm dieet krijgt, niet alleen gewicht verliest, maar tegelijk haar spiermassa behoudt. Op die manier krijgt u dus geen magere kat, maar een lenige, slanke kat.
En ik kan u zeggen dat onze eigen katten, die ook binnenhuiskatten zijn en volgens brokkenfabrikanten dus een indoorvariant zouden moeten eten, het meer dan uitstekend doen op vers vlees. Ook de extreem dikke kater van mijn schoonmoeder, is mooi slank geworden dankzij een dergelijke voeding.
LEVERVERVETTING
Katten met overgewicht, die langer dan 48u moeten vasten of niet willen eten, om wat voor reden dan ook, lopen een groot risico op het ontwikkelen van "hepatische lipidose", of eenvoudiger gezegd, leververvetting. Dit is een zeer ernstige aandoening, die vaak fataal afloopt. Een snelle, agressieve behandeling is nodig, maar voorkomen is beter dan genezen. En dat kan voor een groot deel gebeuren, door uw kat op een optimaal lichaamsgewicht te houden door middel van een eiwitrijk en koolhydraatarm dieet. Als een kat haar natuurlijke voeding krijgt, zal haar bloedsuikerspiegel bovendien heel de dag door op een gelijkmatig peil worden gehouden (zie de uitleg over eiwit en koolhydraten), zodat ze langer zonder voedsel kan. .
MAAGDARMPROBLEMEN (VOEDSELINTOLERANTIE EN INFLAMMATORY BOWEL DISEASE OF IBD)
Voedselintolerantie is een belangrijke oorzaak van maagdarmproblemen (braken, diarree, ...). Het kan veroorzaakt worden door heel wat dingen die in het kattenvoer teruggevonden worden: (plantaardige) eiwitten, bepaalde koolhydraten, smaakstoffen, bewaarmiddelen, kleurstoffen en andere additieven. Ondanks het grote scala aan mogelijke oorzaken, is de oplossing eigenlijk simpel, men moet gewoon de betrokken stof weglaten uit het dieet, en de kat 'geneest'. Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan...Want vindt maar eens uit wat nu de eigenlijke boosdoener is... De praktijk wijst uit dat, wanneer men dieren met een dergelijk probleem, overzet op een natuurlijke vleesvoeding, het probleem vaak uit zichzelf verdwijnt. In sommige gevallen moet men ook bepaalde vleessoorten uitsluiten. Dit komt eerder zelden voor, maar als het tóch voorkomt hoeft het ook geen probleem te zijn, want d.m.v. het zelf samenstellen van de voeding van uw kat, weet u immers precies wat erin zit, zodat het makkelijker uit te zoeken is bij welke vleessoort er eventueel een probleem optreedt, waarna deze gewoon vervangeb wordt door een andere soort.
Inflammatory Bowel Disease (IBD) is letterlijk vertaald Inflammatoire DarmZiekte, hetgeen dus niets anders wil zeggen dan dat het een darmziekte is die gepaard gaat met ontsteking. Dit is een vrij vage benaming, die meteen verraadt dat er nog veel zaken niet goed gekend zijn in verband met deze ziekte. Wel staat vast dat, in tegenstelling tot bij voedselintolerantie, het immuunsysteem van de kat een belangrijke rol speelt bij IBD. Aanvankelijk zou er een (normale) reactie zijn van het immuunsysteem op bepaalde componenten in de voeding, bacteriën, of parasieten die zich in de darm bevinden. Via een mechanisme dat nog niet gekend is, ontspoort deze ontstekingsrespons echter, hetgeen resulteert in een erge, chronische darmontsteking (IBD), inclusief braken en diarree, en in sommige gevallen ontstaat er zelfs kanker van het maagdarmstelsel (bvb. lymfoma). Een mogelijke oorzaak die door vele fysiologische aspecten van het spijsverteringsstelsel van de kat ondersteund wordt, luidt als volgt: diëten rijk aan koolhydraten en vezels zorgen ervoor dat de normale darmflora van de kat ("goede bacteriën") verandert, zodanig dat minder goede en zelfs schadelijke bacteriën de overhand krijgen. Via allerlei ingewikkelde mechanismen zou dit ervoor kunnen zorgen dat de reacties van het immuunstelsel uit de hand lopen en zo extreem nadelig worden voor de gastheer (de kat dus). De klassieke behandeling van IBD bestaat uit hoge dosissen steroïden ("cortisone") en het voorschrijven van een speciaal (granenrijk!!!) dieetvoer. Dit laatste is natuurlijk geheel uit den boze, en meer en meer dierenartsen die bekend zijn met verse voeding, rapporteren dat katten met IBD, vaak een spectaculaire verbetering kennen dankzij een uitgebalanceerd, graanloos, rauw vleesdieet.
TANDSTEEN EN ANDERE TANDPROBLEMEN
Het verhaal doet hardnekkig de ronde dat katten minder last krijgen van tandproblemen als ze droogvoer krijgen. Dit is echter een heel erg overschatte, zelfs onjuiste stelling, en ook meer en meer dierenartsen komen tot deze conclusie. Ten eerste is droogvoer weliswaar hard, maar breekbaar, het verbrijzelt dan ook gemakkelijk en heeft dus weinig of geen schurend of poetsend effect op de tanden. Ten tweede zijn de kaken en de tanden van de kat ontworpen om er vlees mee te verscheuren en kapot te trekken. Als ze nu met deze zelfde tanden droogvoer, boordevol koolhydraten, eten, dan wordt dit zodanig vermalen dat het tussen hun tanden komt te zitten, alwaar het door de bacteriën, die altijd aanwezig zijn in de mond, wordt gefermenteerd tot suikers en zuren. Met tandbederf tot gevolg... Ten derde slikken vele katten een groot deel van hun droogvoerbrokjes in hun geheel in, zodat ze sowieso weinig voordeel overhouden aan kauwen. Er zijn nog heel wat andere factoren die meespelen bij tandproblemen, waaronder erfelijke factoren en virussen. Er zijn ook nog een aantal onbeantwoorde vragen wat dit betreft, maar het staat vast dat een koolhydraatrijk droogvoer een negatieve bijdrage levert, geen positieve. Dit alles lijdt tot periodontitis, een ontsteking van het weefsel rond de tand, en kan leiden tot hartproblemen, nierfalen, ...
Een gezondere methode om de tanden van uw kat schoon te houden, is dan ook het geven van grotere stukken vlees of vlezige botjes. Dit is immers waarvoor haar tanden ontworpen zijn. (Voor meer uitleg over tandproblemen en het verband met commerciële voeding: het boek 'Raw meaty bones' van dierenarts Tom Lonsdale is een echte aanrader!)
VOOR- EN NADELEN VAN VERSVLEES
Bij het terugkijken op alle bovenstaande ziekten, denk ik dat het voor iedereen duidelijk is dat er drie dingen zijn die hierbij steeds terugkeren, namelijk een voeding arm aan (dierlijk) eiwit, rijk aan koolhydraten en met een té laag vochtgehalte. Kort samengevat: droogvoer. Maar we hebben het nu genoeg over droogvoer (en zijn nadelen) gehad, laat ons het nu eens hebben over verse voeding.
Eerst zetten we de VOORDELEN VAN VERSVLEES m.b.t. BOVENSTAANDE ZIEKTEN nog eens even op een rijtje:
Zoals hierboven uitgelegd, zorgt een verse, rauwe vleesvoeding op natuurlijke wijze voor de juiste pH-waarde en een optimale concentratie van de urine, met als gevolg het uitblijven van -bij katten op droogvoer frequent voorkomende- problemen als blaasgruis en blaasontstekingen.
Deze voeding is van nature uit rijk aan water, hetgeen uw kat toelaat om al grotendeels aan haar waterbehoefte te voldoen mét het eten. Verder zijn er uiteraard ook geen kunstmatige verzuurders aanwezig in een verse vleesvoeding. Vleeseiwitten zijn zeer goed verteerbaar en benutbaar voor een carnivoor als de kat waardoor de nieren niet belast worden met allerhande afvalstoffen. Dit alles maakt de kans op nierinsufficiëntie minimaal.
Een verse vleesvoeding is arm aan koolhydraten, zodoende wordt de alvleesklier niet overbelast (diabetes type 2) én is het risico op obesitas -en alle gevolgen van dien- stukken kleiner.
Een kat die haar natuurlijke dieet krijgt loopt minder risico op leververvetting wanneer ze om één of andere reden een wat langere periode van vasten moet overbruggen, omdat haar bloedsuikerspiegel constant op peil gehouden wordt door de aanmaak van glucose uit aminozuren (gluconeogenese). Aan deze aminozuren is er immers geen tekort, want deze voeding is rijk aan hoogwaardige eiwitten.
V</span><span style="">ersvlees verteert ook sneller en beter dan droogvoer. Een goede verse voeding bevat natuurlijke, goed verteerbare dierlijke eiwitten en vetten, en nauwelijks koolhydraten of plantaardige eiwitten. Hierdoor hebben katten die een dergelijk dieet krijgen veel minder tot geen last van allerhande spijsverteringsproblemen, voedselintolerantie en IBD. En het is ook niet verwonderlijk dat deze katten ook veel minder ontlasting produceren, die bovendien ook veel minder stinkt en beter gevormd is.
Problemen met tandsteen en tandvleesaandoeningen zijn eveneens zeldzaam bij katten die versvlees krijgen. Vooral wanneer de desbetreffende kat regelmatig de gelegenheid krijgt om grote stukken vlees te nuttigen of op vlezige botten te kauwen (bvb. kippennekjes of -vleugels) zal ze stralend witte tanden vertonen. Maar zélfs bij katten die enkel hun versvlees in gemalen vorm willen eten, is er een positief effect op het gebit merkbaar in vergelijking met katten die brokken krijgen. Dit is het gevolg van het feit dat er ook in het geval van gemalen vlees en botten geen zetmeel- of suikkerrijke etensrestjes op de tanden achterblijven -in tegenstelling tot bij droogvoer-, want het voer bevat gewoonweg geen of zeer weinig koolhydraten. Een echt reinigend effect wordt echter alleen bekomen als de kat in kwestie ook echt moet scheuren en kauwen op het vlees en de botten.
Daarnaast zijn er echter NOG TAL VAN ANDERE VOORDELEN op te noemen, bvb.:
Vers voer bevat natuurlijke vitaminen, mineralen en sporenelementen die vaak veel beter opneembaar zijn, en veel minder belastend, dan hun synthetische varianten die aan droogvoer worden toegevoegd na het doodkoken van de oorspronkelijke nutriënten. Ze zijn ook van nature uit in een evenwichtige verhouding aanwezig, en deze kan nooit volledig nagebootst worden in een laboratorium, met minderwaardige, synthetische vervangmiddelen. Sommige mensen (waaronder ook wijzelf) kiezen er wel voor om aan vers voer enkele dingen toe te voegen waarvan geweten is dat ze bvb. minder aanwezig (zouden kunnen) zijn in het vlees afkomstig van ons huidige vee dan in het vlees van wilde dieren. Dit is een gevolg van de zeer intensieve manier waarop vleesvee wordt gehouden en het feit dat het gevoed wordt met landbouwproducten die vaak verbouwd worden op uitgeputte gronden. (Meer hierover volgt verderop)
Een verse voeding bevat ook natuurlijke enzymen en "goede" bacteriën (probiotica). Deze helpen o.a. bij de vertering en benutting van allerhande voedingsstoffen en zorgen voor een gezonde darmflora die op haar beurt o.a. belangrijk is voor de weerstand tegen schadelijke bacteriën.
Versvlees bevat geen chemische antioxidanten en bewaarmiddelen (BHT, BHA, ethoxyquin,..), geen kleurstoffen, geen geurstoffen, geen vulmiddelen en geen andere additieven. De voeding wordt onmiddellijk vers gegeven, of diepgevroren bewaard.
Een verse, rauwe voeding die dicht bij haar natuurlijkee dieet staat, is ook bevorderend voor de mentale gezondheid van uw kat. Onze katten genieten nu écht van hun eten, zijn achteraf ook meer bevredigd, ...
…
Een gevarieerde en uitgebalanceerde, verse, rauwe voeding die zo dicht mogelijk bij haar natuurlijke dieet komt, is in onze ogen écht het gezondste wat u aan uw kat kunt geven. Een goede voeding kan natuurlijk nooit voor de volle 100% garanderen dat uw kat nooit ziek zal worden -er zijn nog zoveel andere dingen die meespelen (waaronder erfelijke factoren)- maar het staat buiten kijf dat voeding een sleutelrol speelt in het ontstaan van bovengenoemde ziekten. De kans dat uw kat aan één van bovenstaande ziekten (en nog vele andere) gaat lijden, is dan ook uitermate klein wanneer zij versvlees krijgt. Maar ook wat betreft hun algemene toestand, is er een groot verschil merkbaar bij katten die versvlees krijgen. Deze katten zijn meestal in echte topconditie, ze worden energieker, slanker en gespierder qua lichaamsbouw, en hebben een glanzende vacht en gezonde huid. Wij hebben dit ook zeer uitgesproken bij twee van onze eigen katten gezien, en dit terwijl ze voorheen toch ook brokken met een "zeer goede naam" kregen… (Onze derde kat heeft vanaf dag één dat hij bij ons was een natuurlijke rauwe voeding gekregen.) Verder is het opvallend dat katten die een rauwe vleesvoeding krijgen, een veel betere weerstand hebben tegen allerlei bacteriën, virussen en parasieten. En fokkers melden ook dat kattinnen veel gezonder en krachtiger blijven tijdens het grootbrengen van hun jongen, en dat ze zelden nog problemen hebben met een te lage melkproductie. Ook kittens die hun eerste vaste voeding onder vorm van versvlees krijgen, blijven gespaard van anders vaak voorkomende problemen als diarree, en groeien op tot uiterst gezonde jonge dieren met een uitstekende weerstand.
Zo kunnen we nog wel even doorgaan, maar u zal zich vast afvragen of er dan geen NADELEN AAN VERSVLEES-VOEDING verbonden zijn.
Ik denk dat het grootste nadeel voor veel mensen is, dat het nodig is om zich iet of wat in de materie te verdiepen: als u zelf voer wil gaan samenstellen, hebt u natuurlijk enige basiskennis nodig. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat een slecht samengestelde verse voeding ook veel schade kan aanrichten. Laat u echter niet afschrikken, het lijkt allemaal veel ingewikkelder dan het is. Met wat lezen en vragen stellen (en hopelijk ook met dit artikel te lezen) komt u er zeker.
Tot slot nog een woordje over bacteriën en rauw vlees. Zoals eerder aangehaald zijn lang niet alle bacteriën in rauw vlees schadelijk, sommigen dragen zelfs bij tot de ontwikkeling van een goede darmflora. Desondanks, heeft rauw vlees de stempel "gevaarlijk" gekregen, en bij veel mensen gaat onmiddellijk een lampje branden m.b.t. Salmonella als het over rauwe kip gaat. Echter, de pH in de maag van de kat, ligt zodanig laag (d.w.z. dat het er erg zuur is), dat de overgrote meerderheid van de Salmonella-bacteriën meteen afgedood wordt (Salmonella is een zuurgevoelige bacteriesoort). De enkele Salmonella's die er tóch in slagen om de zure maag te overleven, krijgen de kans niet om aan te slaan bij een gezond dier, en dit om verschillende redenen. Een gezonde kat beschikt namelijk over een gezonde darmflora, dit zijn onschadelijke bacteriën die steeds aanwezig zijn in de dikke darm van de kat, en tal van belangrijke functies vervullen. Eén daarvan is: beletten dat andere, schadelijke bacteriën, kunnen aanslaan. Om in competitie te kunnen treden met de normale darmflora, moeten de schadelijke bacteriën zich ook eerst sterk kunnen vermenigvuldigen. De snelle transittijd van de kat belet echter dat deze laatsten zodanig in aantal kunnen toenemen, opdat ze schade zouden kunnen veroorzaken. Ter illustratie, een kat heeft een darm-transittijd van slechts 8 à 13 uur, terwijl bij een mens de transit 35 à 55 uur in beslag neemt. Laten we daarnaast niet vergeten dat ook droogvoer niet steriel is. Na de hitte-behandeling van alle ingrediënten wordt het toch op tal van manieren weer gecontamineerd met schadelijke bacteriën (o.a. ook met Salmonella). Er raken zelfs regelmatig gevallen bekend van dieren die gestorven zijn na het eten van een slechte batch droogvoer, vol bacteriën en mycotoxines (mycotoxines zijn gifstoffen die worden geproduceerd door schimmels die kunnen voorkomen in het graan dat gebruikt wordt voor de productie van brokken). Dit wordt echter meestal in de doofpot gestoken door de betrokken firma's. De kans dat een kat die rauw vlees eet, ziek wordt door Salmonella is zéker niet groter dan de kans dat een kat Salmonella oploopt door het eten van één van de commerciële voeders of t.g.v. contaminatie van de omgeving bij een kat met buitenbeloop (faeces van kleine knaagdieren en vogels). Integendeel zelfs, want zoals al eerder gezegd, een kat die een verse vleesvoeding krijgt heeft een hogere weerstand en een betere darmflora!
Eigenlijk kan ik heel kort zijn: met een aantal simpele, logische preventiemaatregelen komt u al een heel eind ver, nl. rauw vlees liefst ontdooien en bewaren in de koelkast, gescheiden van uw eigen etenswaren, oppervlakken waarop u het vlees bereidt grondig reinigen, handen wassen, … Zoals u ziet zijn dit maatregelen die u ook zou (moeten) treffen bij het bereiden van vlees voor uzelf. Als u uw gezond verstand gebruikt, lopen u en uw kat geen gevaar.
TERMINOLOGIE
"Barfen" wordt in België en Nederland vaak als overkoepelende naam gebruikt voor alles wat versvlees is, en voor een deel is dit ook wel juist, aangezien BARF staat voor Biologically Appropriate Raw Food of ook wel "Bones and Raw Food". Er wordt ook wel van SARF (Species Appropriate Raw Food) gesproken, of van ARF (All Raw Foods), of tegenwoordig ook gewoon van "RAW FEEDING". De benaming "Raw Feeders" wordt ook meer specifiek gebruikt voor mensen die hun dieren voeden volgens het prooidiermodel, en de term "Barf" is onlosmakelijk verbonden met de methode volgens Ian Billinghurst ( zie verder).
In België en Nederland is echter ook de benaming "KVV" nogal ingeburgerd geworden. Kvv staat voor Kant-en-Klaar (of K(c)ompleet) Vers Voer. Ook hier gaat het -net zoals bij Barf en Raw Feeding- in essentie om rauw vlees met botten, aangevuld met organen en eventueel gesupplementeerd met enkele andere ingrediënten, maar het grote verschil is, dat een kvv meestal in volledig gemalen vorm is. Van een echt reinigende werking op het gebit is hier dus geen sprake meer. Daarnaast zijn aan de meeste kvv's toch ook granen toegevoegd (zij het dan in veel kleinere hoeveelheden dan in brokken) en ook het percentage orgaanvlees ligt veel hoger dan idealerwijze het geval zou zijn. Er zijn verschillende kvv's commercieel verkrijgbaar in Nederland en België, waarvan sommige ook één of meer varianten speciaal voor katten hebben. Denk hierbij aan merken als Carnibest, Bibi, Bandit, Prins, Tolerant, ... Wij vinden kvv zéker minder slecht dan brokken voor katten, al was het maar alleen omwille van het feit dat het rauw vlees én veel vocht bevat, maar omwille van bovenstaande nadelen en omdat we enkel en alleen het beste willen voor onze katten en precíes willen weten wat wij hun voorschotelen, hebben wij ervoor gekozen om géén kvv te geven. We gaan er dan verder ook niet op in en verwijzen u naar de websites van de betreffende fabrikanten.
ZELF SAMENSTELLEN VOOR KATTEN
Er zijn heel wat verschillende "methodes" beschreven voor het rauw voeren van katten (en andere dieren), maar om te beletten dat u door het bos de bomen niet meer zou zijn, beperken we ons hier tot drie van de belangrijkste methodes ervan (voor katten).
DE BARF-METHODE VOLGENS IAN BILLINGHURST
Het principe van de BARF-methode is dat u zorgt dat uw kat alle voedingsstoffen binnenkrijgt die hij/zij nodig heeft, gespreid over een periode van 1 of 2 weken. Dit wordt bereikt door bepaalde basisverhoudingen te respecteren. Deze methode is afkomstig van de Australische dierenarts Ian Billinghurst, en dit zijn de verhoudingen die hij aanhoudt voor katten:
70-75% rauwe vleesbotten (Raw Meaty Bones of RMB's)
15-20% orgaanvlees
10% andere ingrediënten
5% groenten en fruit
Dit wil dus niet zeggen dat uw kat elke dag een complete maaltijd volgens deze verhoudingen krijgt, maar globaal gezien over een periode van 1 of 2 weken, moeten alle maaltijden samen wel ongeveer aan deze verhoudingen voldoen.
Met RMB's bedoelt men dus botten met vlees, en Dr. Billinghurst gaat uit van een 50:50 verhouding (de helft vlees en de helft bot dus). Deze 50:50 verhouding moet ook weer niet in elke maaltijd bereikt worden, de ene keer kunt u gerust wat meer vlees geven, en de volgende keer dan weer een groter aandeel aan bot. Voor volwassen, niet-lacterende katten mag de RMB-verhouding eventueel oplopen tot 2x zoveel vlees als bot (66:33 dus), maar voor lacterende katten en kittens wordt best de 50:50 verhouding gerespecteerd, zo geeft Billinghurst aan. Hoe meer variatie met verschillende vleessoorten, hoe beter ook.
Orgaanvlees, dit houdt in: lever, hart, nieren. Billinghurst raadt aan om evenveel lever te geven als hart en nieren samen. (Op het belang van orgaanvlees komen we nog terug bij de 2e methode die we zullen bespreken.)
Onder 'andere ingrediënten' rekent men dingen als eieren, yoghurt, kefir, knoflook, kelp, visolie, ...
- Yoghurt en/of kefir dienen als probiotica.
- Knoflook zou een soort natuurlijk antibioticum zijn
(- Op eieren, kelp, visolie, ... komen we ook nog terug bij de 2e methode die we zullen bespreken hieronder)
Een kleine hoeveelheid geschikte groenten en fruit wordt bij deze methode toegevoegd, zogenaamd om de deels verteerde groenten en fruit in de maag van het prooidier na te bootsen en omwille van de natuurlijke anti-oxidanten hierin aanwezig. Het is belangrijk voor de verteerbaarheid dat deze gepureerd zijn. Billinghurst raadt voor katten vnl. zogenaamde laag-glycemische groenten aan (d.i. zonder zetmeel en met weinig suikers om een hoge piek in de bloedsuikerspiegel te voorkomen), bvb. bladgroenten, en kleine hoeveelheden rijp fruit van om het even welke soort (behalve voor katten met obesitas of diabetes).
Om meer te weten te komen over deze voedingsmethode en welke botten, vleessoorten en groenten en fruit volgens Ian Billinghurst geschikt zijn voor uw kat, kunt u zijn boek "The Barf diet" lezen. Op die manier kunt u zich ook meer een eigen idee over vormen over zelf samenstellen volgens deze methode.
HET FELINE FUTURE DIET
Enkele jaren geleden was op de Feline future-website een soort "recept" te vinden om zelf kattenvoeding te maken. Inmiddels hebben dezelfde mensen een commercieel product ontwikkeld dat gemalen vlees "compleet" zou maken en het recept is van de website verdwenen. Een aantal mensen bleven echter verderwerken met het originele recept, waaronder ook Michelle Bernard, auteur van het boek "Raising cats naturally". We kozen ervoor om dit recept nogal gedetailleerd te bespreken omdat het ons toelaat om op heel wat veelvoorkomende "ingrediënten" in allerlei recepten en menu's die her en der te vinden zijn wat dieper in te gaan. Zodoende kunnen we u hiermee nog wat meer stof tot nadenken geven.
1kg rauw vlees+bot
200g rauw hart (+ev. 2000mg extra taurine)
100g rauwe lever
2 rauwe eierdooiers
2 theelepels psylliumpoeder
1 tas (of meer) water
2000mg zalmolie/visolie
50mg Vitamine B complex
400IU droge Vitamine E
1theelepel kelp en 1 theelepel dulse
2 capsules "glandular"
Bereidingswijze: ndien u kip of kalkoen gebruikt, verwijder dan zoveel mogelijk het vel. Snijd zoveel mogelijk van het vlees van de botten, en snijd het in stukjes, zo groot als uw kat ze wil eten. Maal het hart, de lever, en de botten met het vlees dat er nog aanhangt en meng de stukjes vlees eronder door. Voeg tenslotte de supplementen toe, verdeel het mengsel in porties en vries deze in.
Wat het vlees+bot betreft, raadt Michelle Bernard voornamelijk soorten aan die dicht bij de natuurlijke prooidieren van de kat liggen, namelijk gevogelte (kip, kalkoen, kwartel, parelhoen,...) en konijn. Het is het gemakkelijkst als u bvb. een hele kip neemt om mee te beginnen, zo hoeft u zich geen zorgen te maken wat betreft vlees/botverhoudingen. Al is het wel wat uitproberen, want elke kat is verschillend en sommigen krijgen te harde ontlasting wanneer er een hele kip gebruikt wordt (dan kunt u of wat extra vlees toevoegen, of een bot -bvb. de wervelkolom-, weglaten). Rundsvlees en dergelijke worden eerder afgeraden.
Hart wordt voornamelijk toegevoegd omwille van het hoge gehalte aan taurine. We haalden al eerder aan waarom dit een uiterst belangrijk aminozuur voor de kat is. Als er geen hart voorhanden is, moet 2000mg taurine toegevoegd worden (en 200g extra vlees). Omdat een deel van de taurine verloren zou kunnen gaan tijdens het invriezen gedurende een langere tijd, geeft Bernard aan dat -nààst de 200g hart- tot 2000mg taurine extra toegevoegd kan worden. (Het overschot aan taurine dat dan mogelijk ontstaat, is volledig onschadelijk voor de kat.)
Lever is een heel belangrijke bron van Vitamine A en D. In tegenstelling tot andere dieren, kunnen katten zelf geen Vitamine A aanmaken uit bèta-caroteen, dat overvloedig aanwezig is in plantaardig materiaal. Ze zijn daarom volledig aangewezen op dierlijk materiaal voor de benodigde vitamine A, en lever is dé vitamine A-bron bij uitstek. Ook voor Vitamine D zijn katten grotendeels aangewezen op hun voeding, en ook hiervoor is lever een uitstekende bron.
Eierdooier is een zeer rijke voedingsbron. Het bevat heel wat essentiële aminozuren en vetzuren en is ook rijk aan vitamines en sporenelementen (mineralen). Rauw eiwit op regelmatige basis daarentegen wordt níet aangeraden, omdat dit een stof bevat (avidine) die een bepaald B-vitamine (biotine) inactiveert, zodat hieraan een tekort zou kunnen ontstaan. Bij het geven van dooier én eiwit zouden biotine en avidine elkaar nagenoeg compenseren, maar rauw eiwit zónder dooier valt ook af te raden.
Het belang van water hebben we al eerder uitvoerig besproken. Dit recept is echter op zichzelf al rijk aan vocht omdat het uitgaat van vers rauw vlees. De hoeveelheid water die u nog extra toevoegt hangt af van het feit of u ook psyllium toevoegt en ook van hoe uw kat het het liefste eet. Afhankelijk daarvan kan u méér, of minder dan 1 kopje toevoegen.
Psyllium is een vezelbron en wordt toegevoegd om de vezels in de darminhoud, maar ook het huid en haar van de prooi te simuleren. Het is echter voor de meeste katten geen essentieel bestanddeel. Het is uitermate belangrijk om zéker voldoende extra water (mínstens 1 tas) toe te voegen àls u psyllium toevoegt, omdat de psyllium veel water opneemt en anders tot verstoppingen kan leiden.
Z</span></b><span style=""><b>almolie/visolie wordt toegevoegd omwille van de uiterst belangrijke omega-3 vetzuren, waaraan deze olie rijk is. U herrinnert zich vast nog dat we het over arachidonzuur, EPA en DHA hadden? Wel, de omega-3 vetzuren (EPA en DHA) zijn in grote hoeveelheden te vinden in visolie. Arachidonzuur zelf, een omega-6-vetzuur, is meer dan voldoende aanwezig in een versvleesvoeding en moet niet gesupplementeerd worden. Olie van wilde zalm of diepzeevis verdient overigens de voorkeur boven die van gekweekte vis, omdat in deze laatste meer vervuiling aanwezig is. Let op: gebruik geen levertraanolie ter vervanging van visolie. Levertraan is rijk aan vitamine A en D, maar de behoefte hieraan is al voldaan d.m.v. de toegevoegde lever. En omdat vitamine A en D tot de vetoplosbare vitamines behoren, die in het lichaam opgestapeld worden, is het belangrijk om hiermee niet te overdrijven, want ook (vetoplosbare) vitamines kunnen toxisch zijn! Om deze reden is het overigens belangrijk om ook met het geven van lever aan uw kat, niet te overdrijven. Want in dit geval is het echt zo: overdaad schaadt...
Hoewel supplementaire vitaminen in principe overbodig lijken te zijn bij een uitgebalanceerd versvleesdieet, wordt bij dit recept toch aanbevolen om vitamine B en E toe te voegen.
-Tot het vitamine B-complex behoren o.a. thiamine (B1), riboflavine (B2), niacine (B3), pantotheenzuur (B5), pyridoxine(B6), biotine (B7), foliumzuur (B9), cyanocobalamine (B12), choline,... Al deze B-vitaminen hebben uiterst belangrijke functies. Zo spelen ze o.a. een grote rol in het immuunsysteem en het zenuwstelsel (ze helpen ook bij stress, depressie, angst, ...). Omdat de B-vitaminen wateroplosbaar zijn, worden ze niet opgeslagen in het lichaam, maar gaan constant verloren met de urine. Op die manier kan een tekort zich vrij snel voordoen. Daarom moeten ze dus dagelijks aangevuld worden, zeker in perioden van stress, en om op veilig te spelen is het aan te raden om deze belangrijke vitaminen ook o.v.v. een supplement toe te voegen aan de voeding van uw kat, aldus Michelle Bernard. Net dankzij het feit dat ze wateroplosbaar zijn, kan dit zonder problemen, er is geen risico op toxiciteit, in tegenstelling tot bij vitamine A en D.
-Vitamine E wordt toegevoegd als een onschuldig bewaarmiddel en antioxidant. Het voorkomt oxidatie van de vetten in de voeding. (Oxidatie van vetten betekent dat ze ranzig worden. Daarbij worden ook een aantal essentiële vetzuren vernietigd en een aantal schadelijke oxidatieproducten gevormd.) Er wordt aangeraden om een droge vorm van vitamine E te kiezen, i.p.v. de veel gebruikte oliecapsules. Deze laatste zijn namelijk vaak op basis van soja-olie, en soja-producten zijn af te raden voor katten.
Kelp en dulse zijn soorten zeewier. Dulse (rood zeewier) bevat onder meer allerhande mineralen (waaronder ijzer) en vitaminen (o.a. vit. B12). Kelp is ook rijk aan allerhande mineralen en sporenelementen, maar wordt vooral toegevoegd omwille van zijn hoge jodiumgehalte. Echter, als u geen dulse hebt, maar wel kelp, ga dan géén 2 theelepels kelp toevoegen, een teveel aan jodium is namelijk ook niet gezond.
"Glandular" is een supplement op basis van speekselklieren, bijnieren, schildklier, hersenen en allerhande andere klieren/organen. Dit supplement is echter vrij controversieel. De genoemde organen zijn meestal niet meer voorhanden als u bvb. een hele kip koopt, daarom proberen sommige mensen hiervoor te compenseren d.m.v. zo'n glandular-supplement in poedervorm. De bedoeling is ongetwijfeld goed, maar er bestaat nogal twijfel over het feit of dit supplement echt wel een verschil maakt, waarschijnlijk is het gewoon een (dure) eiwitbron.
Sommigen onder u zullen zich vast al afgevraagd hebben waarom dingen zoals zalmolie, zeewier, eierdooiers, vitamine B, extra taurine... toch nog worden toegevoegd bij deze (en andere) methode(s), aangezien deze dingen ook niet bepaald voor het rapen liggen in de natuur. Hier zijn echter verschillende redenen voor:
We serveren onze katten met een recept als dit namelijk meestal geen verse, volledige prooidieren. In plaats daarvan kopen we vleesonderdelen, malen die indien nodig, en vriezen het vaak ook nog in waarbij er hoe dan ook een aantal nutriënten verloren gaan (vandaar bvb. de extra taurine).
Daarnaast zijn er ook belangrijke kwaliteitsverschillen tussen "wild" en ons huidige consumptievee. Zo bevat wild veel meer omega-3 vetzuren, terwijl ons consumptievee voornamelijk omega-6 vetzuren (o.m. arachidonzuur) bevat. Omega-3-vetzuren hebben heel wat positieve eigenschappen, en het is belangrijk dat er aan een bepaalde omega-6:omega-3 verhouding voldaan wordt, vandaar dus de visolie. Ook de kwaliteit van de gronden, waarop het voedsel voor het vee verbouwd wordt, laat op veel plaatsen te wensen over. Dit vertaalt zich in tekorten aan sommige mineralen en sporenelementen, vandaar de toevoeging van kelp en dulse.
Tenslotte bevatten zelfs "hele" kippen, kwartels en dergelijke die we kunnen kopen, meestal de kop -en dus ook de hersenen, ogen, ...- niet meer. Hoe wansmakelijk dit ook klinkt voor u, voor uw kat bevat het wel degelijk belangrijke voedingsstoffen, zoals bvb. ook weer belangrijke vetzuren.
HHet zijn dus dit soort dingen die men probeert te compenseren door bepaalde supplementen, zoals hierboven aangegeven.
Een andere vraag die u zichzelf zou kunnen stellen, is dan weer waarom Michelle Bernard aanraadt het vel van kip of kalkoen te verwijderen, aangezien het toch vrij natuurlijk lijkt voor de kat om dit mee op te eten. De reden is dat het vel van deze (gekweekte) dieren extreem rijk is aan omega-6 vetzuren, en op die manier zou de omega-6:omega-3 verhouding nog meer uit balans gebracht worden. Daarnaast bevat het vel ook vitaminen A en D. De behoefte daaraan is echter al voldaan d.m.v. de toegevoegde lever en eierdooiers, en we willen hier niet mee gaan overdoseren.
RAW FEEDING / PROODIERMODEL / TOM LONSDALE
De term "Raw feeding" is afkomstig van de gelijknamige emaillijst op Yahoo-groups. Bij deze "methode" wordt de nadruk gelegd op hele prooidieren (muizen, kuikens, kwartels, duiven, ...), en vlees en vlezige botten (bvb. kip, kalkoen, konijn, rundsvlees ...) in combinatie met orgaanvlees volgens de verhoudingen die deze in een gemiddeld prooidier zo dicht mogelijk benaderen. De volgende percentages worden als richtlijn aangegeven voor katten:
5-10% orgaanvlees (waarvan de helft lever)
10-15% eetbaar bot
80-85% spiervlees
Ook hier is het niet noodzakelijk om bij elke maaltijd aan deze percentages te voldoen, maar wel over een langere termijn. En ook hier wordt uiteraard geadviseerd om zoveel mogelijk variatie aan te bieden.
De meeste raw feeders houden niet van supplementen, hoewel sommigen wel visolie toevoegen (ook hier weer omwille van het feit dat vlees van gekweekte dieren minder omega-3 vetzuren bevat dan het vlees van wilde dieren), tenzij ze regelmatig vette vis aan hun katten geven.
Hier een link om u een idee te geven over een aantal percentages in typische prooidieren van katten.
Als deze methode u aanspreekt, kunnen we u aanbevelen om ook meer van het werk van dierenarts Tom Lonsdale te lezen. Hij schreef het boek "Raw meaty bones promote health" en "Work Wonders". Dit laatste is volledig gratis als e-book te downloaden op zijn site, inclusief een Nederlandse vertaling. (Work Wonders is wel op honden gericht, maar toch loont het ook als kattenliefhebber de moeite waard om het te lezen.) Verder is ook zijn -ook in het nederlands vertaalde- diet guide goed om lezen.
IN DE PRAKTIJK
Misschien komt alles aanvankelijk wat overrompelend over, maar in werkelijkheid valt het écht goed mee. Wel is het belangrijk om een eigen keuze te maken, en er zijn uiteraard nog meer mogelijkheden dan hier aangehaald werden. Het is ook niet nodig om strikt één methode te volgen, u moet gewoon datgene kiezen dat het beste bij u en uw katten past. Om aan te tonen dat alles voor interpretatie vatbaar is, vindt u in dit deel nog even onze eigen mening over bovenstaande methodes, en hoe alles nu praktisch in zijn werk gaat bij ons (louter en alleen als voorbeeld).
ENKELE BEDENKINGEN BIJ BARFEN VOLGENS BILLINGHURST:
Persoonlijk -en met mij vele anderen- vind ik dat de hoeveelheid bot die hij aanbeveelt erg hoog is. Hij raadt namelijk meer dan 35% bot aan (70-75% RMB's, waarvan de helft bot), daar waar bvb. een konijn slechts 8 à 10% bot bevat, een muis zelfs maar 5%. (In het algemeen bevatten prooidieren tussen de 5 en de 15% bot.)
Ook wat betreft de 5% groenten en fruit heerst er wat controverse, daar deze eigenlijk overbodig zijn voor katten. Katten eten de maagdarminhoud van dieren groter dan muizen niet eens op. Als u toch een kleine hoeveelheid groenten en fruit wil geven aan uw kat, dan moet u even goed bekijken welke soorten geschikt zijn (tomaten, druiven, rozijnen en uien zijn bvb. uitermate ongeschikt!).
Verder vind ik persoonlijk bepaalde supplementen, zoals knoflook, ook geen aanrader voor katten, maar ook op dit gebied lopen de meningen uiteen.
ENKELE BEDENKINGEN BIJ HET FELINE FUTURE DIET
Een groot voordeel van dit recept tegenover de meeste andere recepten die de ronde doen op het internet, vind ik persoonlijk het feit dat er noch groenten, noch granen worden aan toegevoegd.
Desondanks is er ook een groot nadeel aan verbonden, nl. het feit dat het grotendeels gemalen is.
Wat de supplementen betreft zijn de meningen zeer verdeeld, en ik ben van mening dat iedereen wat dit betreft moet doen waar men zich goed bij voelt, als er maar over nagedacht is. Deze supplementen zijn waarschijnlijk niet allemaal nodig, maar degenen die in dit recept aangehaald worden zijn wel véilig. Alleen zou ikzelf zeker geen kelp toevoegen, aangezien kelp -zoals aangegeven- rijk is aan jodium. Jodium is een belangrijk element voor de schildklier, maar katten hebben een heel gevoelig schildkliermetabolisme (hyperthyroïdie komt regelmatig voor bij katten) en ik zou me er dan ook niet goed bij voelen om zoveel extra jodium toe te voegen.
BEDENKINGEN BIJ HET PROOIDIERMODEL EN "ONZE METHODE"
Dit is de methode waar wij ons persoonlijk het meest kunnen in vinden, alleen al om het feit dat het de meest natuurlijke methode is. Dit is dan ook waar "onze methode" op gebaseerd is:
3 tot max 5% lever (en eventueel wat niertjes of andere organen)
10% hart
10 à 15% bot
70 à 77% spiervlees
Zoals u ziet wijkt het percentage orgaanvlees (in totaal 13-15%) licht af van het prooidiermodel, omdat wij een hoger % aan hart voeren. We hebben hier bewust voor gekozen omdat hart rijk is aan taurine, en hoewel het een orgaan is, is het toch ook een spier (zij het van een andere soort dan hetgeen we standaard onder spiervlees verstaan bij de slager) en is het van een heel andere orde dan andere organen zoals lever, milt, nieren, ...
Ons menu verschilt van week tot week, maar hier is een voorbeeld van een weekmenu voor één kat die ongeveer 100g per dag eet (in ons geval):
maandag: konijnenbout (85-90g) + 3à5g konijnenlever + 2 kippenhartjes (+- 10g)
dinsdag: stukjes kipkarkas (15g) + kalkoenvlees (70-75g) + 3à5g kippenlever + 10g kippenhart
woensdag: stukje kip met bot (70-75g) + muis (30-35g)
donderdag: stukje konijnenrug (85-90g) + 3à5g konijnenlever + 10g konijnenhart
vrijdag: stukje eend met bot (85-90g) + 3à5g lever + 10g hart
zaterdag: kippennek (30g) + soepvlees of paardenstoofvlees (60g) + 3à5g kippenlever +10g rundshart
zondag: halve kwartel (70-75g) + muis (30-35g)
Ik heb er hier steeds het gewicht bij gezet, maar in de praktijk steekt het echt niet op een gram natuurlijk, dit zijn gewoon richtlijnen!
Zoals u ziet geven wij wel elke dag een zo goed als complete maaltijd, met elke dag én spiervlees, én bot, én orgaanvlees en niet bvb. een aparte orgaandag. Ook hier hebben wij bewust voor gekozen, wij vinden het op deze manier persoonlijk eenvoudiger, en een prooidier is per slot van rekening ook een compleet pakketje met alles erop en eraan. (Bovendien moet u er ook rekening mee houden dat dingen als lever een laxatieve werking hebben...). Wij kopen zo veel mogelijk hele kippen, konijnen, eenden, kwartels, ... inclusief orgaanvlees, en verdelen deze dan in porties, net omdàt de verhoudingen dan het meest natuurlijk zijn. We geven onze katten voornamelijk allerhande soorten gevogelte, konijn en (diepvries)muizen, omdat deze tot haar natuurlijke dieet behoren. Maar voor de afwisseling mag er zeker eens een dagje runds-, paarden- of schapenvlees (in combinatie met bvb een kippennek, -vleugel of stukje karkas) bij zijn. Vuile pens -populair in de hondenwereld- geven wij echter nooit.
Verder vullen we dit dieet regelmatig nog aan met wat visolie (we geven geen vis omdat één van onze katten hier niet goed op reageert, en het zou daarnaast ook geen natuurlijke voedingsbron zijn voor katten) en ongeveer eens per week een eierdooier. Af en toe geven we ook nog wat extra vitamine B (twee van onze katten zijn ex-zwerfkatten en zijn daardoor nogal stressgevoelig...) en soms nog wat chlorella (een zoetwateralg, met weinig tot geen jodium) en/of spirulina (een zogenaamd blauw-groene alg). En heel af en toe durf ik er nog eens een capsule taurine doorheen te gooien, omwille van bovenstaand argument dat taurine niet helemaal vriesbestendig zou zijn én omdat het taurine-gehalte van konijn volgens sommigen bedenkelijk is daar waar muizen héél rijk zijn aan taurine. Baat het niet, het schaadt ook niet in dit geval...
Nog even een opmerking met betrekking tot eendagskuikens: persoonlijk zien wij deze niet als volwaardige prooidieren. Het zijn per slot van rekening pasgeboren dieren en hun samenstelling is dan ook niet representatief voor een gemiddeld prooidier. Zo bevatten ze o.a. veel minder calcium, omdat hun skelet nog niet volledig ontwikkeld is (bevat nog veel kraakbeen). Voor ons betekent een eendagskuiken dan ook meer een gezonde snack, dan een echt volwaardig onderdeel van het menu van onze katten.
Bovenstaande vat in grote lijnen samen waar wij en onze katten ons momenteel het beste bij voelen. Maar nogmaals: dit hoeft voor u niet hetzelfde te zijn, het is een persoonlijke keuze. Ik kan u enkel aanraden om zelf op onderzoek uit te gaan. Zorg er alleen voor, dat als u bepaalde dingen weg wil laten of toe wil voegen, u steeds weet waaróm u dat doet! Met een beetje goede wil, wat lezen, en de moeite nemen om vragen te stellen komt u er zeker en vast. Bovenal: laat u niet overdonderen, wij hebben er ook even over gedaan om te komen waar we nu zijn ;-)
NOG EEN AANTAL TIPS EN WAARSCHUWINGEN
Toch nog enkele WAARSCHUWINGEN, vooraleer u begint.
Ook al hebben we het hierboven vaak over "versvlees" gehad, het is uitermate belangrijk om vlees én botten te geven, niet enkel vlees. Bot is namelijk rijk aan calcium, vlees daarentegen bevat veel fosfor, en er is een bepaalde calcium:fosforverhouding die moet gerespecteerd worden. De ideale calcium:fosforverhouding voor katten zou 1.1:1 zijn (dit is iets meer calcium dan fosfor dus). Vlees bevat calcium en fosfor in een 1:20 verhouding (20x meer fosfor dan calcium!), en vlees alleen leidt dus tot een overschot aan fosfor met o.a. skeletafwijkingen tot gevolg. Met geleerde woorden wordt er ook wel over 'nutritionele secundaire hyperparathyroïdie' gesproken: door de overmaat aan fosfor en het tekort aan calcium, wordt de bijschildklier (parathyroïde) overgestimuleerd. Het resultaat is een overmatige vrijzetting van parathormoon in het bloed, en dit zorgt o.a. voor een demineralisatie van de beenderen (in een poging de calciumspiegel in het bloed op peil te brengen). In deze context heeft men het ook wel eens over het zogenaamde "all-meat-syndrome". Natuurlijk is ook een teveel aan calcium niet gewenst, maar er is er veel minder gevaar op dat er een teveel aan calcium ontstaat, dan dat er een teveel aan fosfor (of tekort aan calcium) ontstaat. Bovendien is de ideále calcium:fosforverhouding dan wel 1.1:1, maar een kat kan een teveel aan calcium tot een verhouding van 2:1 nog vlot verdragen.
Als u om één of andere reden geen botten kunt geven, is het daarom belangrijk om een calciumsupplement te geven (gemalen eierschaal, calciumcitraat, ...) maar dan moet u wel weten wat u doet, en bot verdient nagenoeg altijd de voorkeur (ook al omdat het nog meer bevat dan calcium alleen). Twee van onze eigen katten hebben ongeveer een jaar geen hele botten willen eten. In die periode maalden wij al het bot met een handvleesmolen, omdat we uitgingen van het principe "liever gemalen bot, dan helemaal geen bot (of een calciumsupplement)". Intussen zijn we altijd vleugels en nekjes en dergelijke blijven aanbieden, en wonder boven wonder: de komst van onze 3e kat heeft er voor gezorgd dat ook de andere twee nu met veel smaak échte botten eten.
Geef nooit gekookte botten aan uw katten! Het is een veel voorkomend misverstand dat "bot" gevaarlijk is, omwille van het ontstaan van splinters en dergelijke meer ... Dit is alleen waar als het over "gekookt bot" gaat, voor rauw bot gaat dit niet op. Het is namelijk net door het koken van bot dat het zijn elasticiteit en flexibiliteit verliest: het wordt veel harder maar tegelijk breekt het ook makkelijker en daarbij kunnen er zeer scherpe splinters ontstaan. Bij rauw bot kan het soms ook zijn dat er -schijnbaar- scherpe splinters ontstaan, maar doordat rauw bot nog een zekere elasticiteit heeft, en zachter is dan gekookt bot, geeft dit geen problemen.
Ondanks het feit dat variatie qua vleessoorten aan te bevelen is, valt het af te raden om varkensvlees te geven. Varkensvlees kan namelijk besmet zijn met de ziekte van Aujeszky. Deze ziekte staat ook wel gekend als pseudorabies of jeukpest, en is ongevaarlijk voor de mens maar fataal voor uw huisdieren. Behandeling is niet mogelijk. In Nederland komt deze ziekte al enkele jaren niet meer voor (varkens worden er ook voor geënt), en ook in België zijn de laatste Aujeszky-positieve bedrijven inmiddels geruimd. Niet alle varkensvlees is echter afkomstig uit eigen land, zodat deze ziekte toch altijd een risico blijft voor onze dieren. Los daarvan wordt varkensvlees ook niet altijd zo goed verdragen door katten, sommigen krijgen er spijsverteringsstoornissen of zelfs voedingsallergieën door.
TIPS:
Niet alle katten zullen meteen even overtuigd zijn van de weldaden van versvlees als -hopelijk- uzelf. Zeker katten die al heel wat jaren brokken krijgen, zullen als het ware verslaafd zijn aan hun geliefkoosde brokjes (lees: de smaakstoffen erin). De belangrijkste tip die ik u dan ook kan geven is: "wees geduldig". De koppigheid van katten is beroemd en berucht, maar de aanhouder wint!
Probeer zo veel mogelijk te variëren met verschillende vleessoorten, op verschillende manieren (heel of gemalen), bied het steeds opnieuw aan, enzovoort.
Als uw kat blikvoer eet kan het ook helpen om aanvankelijk wat van het blikvoer te mengen met het versvlees, en de hoeveelheid blikvoer steeds te verminderen. Ook andere dingen die uw kat ongelooflijk lekker vindt zijn geoorloofd om een moeilijke kat om te kopen... En bij katten die hardnekkig bij brokjes zweren, kan het ook helpen om ze éérst op een hoogwaardig (graanloos!) blikvoer over te zetten, om daarna pas volledig over te stappen op een rauwe vleesvoeding.
Als u beslist om toch (aanvankelijk) nog brokken bij te geven, dan is het best om 8 uur tussen te laten, tussen een brokkenmaaltijd en een versvleesmaaltijd. Sommige katten krijgen anders spijsverteringsproblemen.
Bovenal: laat u niet afschrikken, noch door de veelheid aan informatie, noch door eventueel gebrek aan enthousiasme bij uw katten. Het is zeker de moeite waard om even vol te houden. Dat bewijst bovenstaand artikel u hopelijk wel! Tot slot wil ik u bedanken voor het lezen van dit artikel. Ik hoop ten zeerste dat u er iets aan gehad heeft. En als ik hiermee een bijdrage kan leveren aan een langer en gezonder leven van uw katten, dan maakt dat het voor mij meer dan de moeite waard.