Volksverhalen op de electronische snelweg
In de jaren daarna vroegen talloze mensen aan Armstrong wat zijn opmerking nou betekende. Pas op 5 juni dit jaar [1995] loste hij het raadsel op. Meneer Gorsky was kennelijk overleden, en Neil voelde zich vrij om de kwart eeuw oude vraag te beantwoorden. Toen hij nog een jongetje was, speelde hij basketbal in de tuin met zijn broer. Die sloeg de bal in de tuin van de buren, voor hun slaapkamerraam. Terwijl Neil zich vooroverboog om de bal te pakken, hoorde hij mevrouw Gorsky schreeuwen tegen meneer Gorsky: "Orale seks? Je wilt orale seks? Je zult het pas krijgen als het kind van de buren op de maan loopt!"
Dit verhaal stond in de krant, om precies te zijn in een column van Sjoera Nas in het Rotterdams Dagblad van 24 november 1995. De column heet tamelijk toepasselijk 'Orale cultuur' en gaat - behalve over seks - over de verspreiding van dit soort verhalen. Vroeger was de mondelinge overlevering bij uitstek het medium voor de verspreiding van dit soort verhalen. Maar ook de gedrukte en audio-visuele media hebben voorheen al hun steentje bijgedragen. De komst van de digitale media hebben de omloopsnelheid van dit soort verhalen alleen maar verhoogd. Via email circuleren dergelijke verhalen in een razend tempo, en op het World Wide Web zijn talloze sites te vinden met zulke lectuur. Sjoera Nas heeft het verhaal over Neil Armstrong - naar eigen zeggen - dan ook van het internet geplukt.
Het Armstrong-verhaal heeft trekken van een modern volksverhaal. Men zou het een mop kunnen noemen - het verhaal bevat immers een clou waarom gelachen kan worden. Maar bij een mop zijn verteller en luisteraar er - net als bij het traditionele sprookje - doorgaans van meet af aan van doordrongen dat het vertelseltje fictie is. Bijvoorbeeld: "Bill Gates is dood en komt voor de hemelpoort Sint Pieter tegen..." Fictie helaas; ik kom daar nog op terug. Een ander modern verhaalgenre is de 'urban legend' (ook wel stadssage genoemd of Broodje Aap verhaal, naar het boekje Broodje Aap van Ethel Portnoy uit 1978). Net als bij de traditionele sage is de verteller vaak overtuigd van het waarheidsgehalte van zijn vertelling. Vertellers kunnen zelfs verontwaardigd reageren: "Dat is geen verhaal, dat is waar gebeurd!" Het Armstrong-verhaal wekt tenminste de suggestie een waargebeurd verhaal te zijn, en zou tot de kleine categorie van urban legends kunnen behoren met een komische of humoristische ontknoping (de meeste urban legends hebben namelijk een grimmig of pessimistisch slot).
Toen ik het Armstrong-verhaal in november 1995 tegenkwam in de krant, stond het nog niet opgenomen in de Type Index of Urban Legends die de beroemde Amerikaanse onderzoeker Jan Harold Brunvand in 1994 had gepubliceerd, als bijlage in zijn boek The Baby Train. In een Engelse vertaling mailde ik het Armstrong-verhaal aan Brunvand, met de vraag of hij het kende. In een e-mail bericht van 28 november 1995 reageerde Brunvand: "At least three Americans have forwarded the same Neil Armstrong story to me in the past week or so. I suspect it is circulating mostly on the Internet. It cannot possibly be true, can it?"
Het waarheidsgehalte van een vertelde gebeurtenis is meestal toch de lakmoesproef voor de vraag of het een urban legend betreft. En het verhaal moet aantoonbaar circuleren. Dat het verhaal circuleert tussen groepen mensen is zeker, al is het misschien vaker in electronische dan in mondelinge vorm. In elk geval dook de Engelse versie van het Armstrong-verhaal op donderdag 6 februari 1997 weer op in de Folklore Discussion List. Ik denk ook dat het verhaal op fictie berust (maar 100% zeker ben ik niet), en dat het verhaal inderdaad een urban legend is.
Het waarheids-criterium is ook geen feilloze lakmoesproef, want 1 op de 10 urban legends blijken wel degelijk waar te zijn, of tenminste een kern van waarheid te bezitten. Het kankerpatiëntje Craig Shergold heeft werkelijk mensen opgeroepen om hem ansichtkaarten toe te sturen, waarmee hij nog voor zijn dood in het Guinness Book of World Records kon komen. En Lorena Bobbitt heeft daadwerkelijk de penis van haar man John Wayne Bobbitt afgesneden en uit het autoraampje gegooid. De penis werd chirurgisch weer teruggeplaatst. Er volgde een rechtzaak en een scheiding, en John Wayne Bobbitt speelde nadien in een pornofilm, waarin bleek dat zijn geslacht weer functioneerde. Beide verhalen doen nog steeds de ronde in de mondelinge en schriftelijke overlevering, in verschillende variaties. Patiëntje Craig Shergold is in werkelijkheid inmiddels genezen, maar volgens sommige verhalen is hij dodelijk getroffen door een enorme stapel omvallende ansichtkaarten, en daardoor uiteindelijk niet aan kanker overleden.
Welnu, wat is een urban legend dan meer precies? Het is een moderne 'Wandersage' en behelst doorgaans een sterk verhaal. De verteller heeft het vaak gehoord van 'een vriend van een vriend' en bezweert meestal dat het waar gebeurd is. Het verhaal kan - zoals gezegd - soms een kern van waarheid bevatten, maar de gebeurtenissen zijn over het algemeen genomen de bewuste 'vriend van een vriend' niet echt overkomen. De verhalen kunnen een hoge omloopsnelheid hebben: de zogenaamd 'ware' gebeurtenis zou zich verspreid over het hele land hebben voorgedaan: het zou gebeurd zijn in Groningen en Gent, in Amsterdam en Antwerpen, in Breda en Brussel. Urban legends confronteren de luisteraar met de gruwelen, angsten, fobieën, frustraties en wensdromen van het moderne leven. Ze gaan behalve over aids en orgaanroof ook over bizarre ongelukken, stralingsgevaar, inbraak, pijnlijke misverstanden, besmet voedsel, complotten, drugscriminaliteit, computer-virussen en lustmoord. Veel van de urban legends vinden hun oorsprong in de Verenigde Staten, maar weten via de moderne transportmiddelen en media spoedig ook Europa en de rest van de wereld te bereiken. Net als de meeste andere volksverhalen, vormen de urban legends internationale vertelstof. Onderzoekers hebben overigens de grootste moeite om deze moderne sagen te vangen onder een adequate term. In het Engels zijn, naast urban legend, benamingen voorgesteld als: 'belief legend', 'adolescent legend', 'modern legend', 'contemporary legend', 'migratory legend' en 'foaftale' (een 'foaf' is een 'friend of a friend'). De urban legend wordt geacht vooral te circuleren in stedelijke gebieden onder jongere, hoger opgeleide vertellers - vandaar ook het Nederlandse begrip 'stadssage'. Nader onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat nogal wat stadssagen gewoon een 'ruraal' verleden hebben, en dat de moderne sagen evengoed buiten de grote steden bekend zijn en verteld worden - ook door ouderen.
De mens is een homo narrans; hij heeft altijd verhalen verteld en zal dat ook altijd blijven doen. Mondeling of op de electronische snelweg. De urban legend maakt daarbij slechts deel uit van een breder repertoire. Als overkoepelende term voor alle, veelal in de mondelinge overlevering wortelende vertellingen, hanteren we het woord 'volksverhaal'. Een volksverhaal is in principe een mondelinge vertelling die voor langere of kortere tijd circuleert tussen (groepen) mensen. Volksverhalen maken deel uit van de 'orale kunst' (verbal art) van het dagelijkse leven in heden en verleden. Het volksverhaal is doorgaans anoniem van oorsprong: meestal valt niet te achterhalen waar het verhaal het eerste verteld is en door wie. Variabiliteit, dat wil zeggen het ontstaan van nieuwe versies, is een essentieel kenmerk van veel verhaalgenres in de mondelinge overlevering.
Binnen het overkoepelende begrip 'volksverhaal' onderscheiden we dan verschillende soorten verhalen. Zo zijn er in de eerste plaats de klassieke genres van het sprookje, de sage, de legende, en de fabel. Moderner zijn de mop, het grappige raadsel en de anecdote. Daarnaast kennen we ook nog urban legends, produktgeruchten en (min of meer gefixeerde) roddels. Naarmate volksverhaalonderzoekers hun werkterrein zijn gaan verbreden, hebben ook familieverhalen en persoonlijke geschiedenissen aan belang gewonnen. In het verleden heeft het woord 'volk' in het begrip volksverhaal vooral betrekking gehad op de lagere sociale regionen van de samenleving, bij uitstek de boeren en de vissers. Thans wordt 'volk' niet meer op een speciale groep toegepast: volksverhalen zijn dan verhalen die in het dagelijkse leven bekendheid genieten en overgedragen worden in 't maakt niet uit welke geledingen van de samenleving.
In het bestek van deze lezing is het onmogelijk om alle genres te behandelen. Ik kan slechts kort op enkele genres ingaan. Een sprookje verhaalt doorgaans van een wonderbaarlijke avonturentocht die door een held of heldin moet worden ondernomen en tot een goed einde wordt gebracht. Het sprookje speelt in een onbestemd verleden op een onbestemde plaats. Het verschil met de sage is, dat in dit soort verhalen tijd en plaats vaak wel genoemd worden. Het gaat om vertellingen over locale hekserij, spokerij, toverij en dergelijke. Legenden behandelen religieuze stof, en er is vaak een rol weggelegd voor een goddelijk of heilig persoon of voorwerp. De moraal van de legende is doorgaans religieus van karakter. Een mop is een komische vertelling, evenals de anecdote, die echter vooral een bekend persoon tot onderwerp heeft.
De urban legend is in zeker opzicht de opvolger van de traditionele sage. In de urban legend worden echter de frustraties, angsten, achterdocht en (voor)oordelen onder woorden gebracht, die de mens in het moderne leven koestert. Zowel voor sagen als urban legends geldt dat ze regelmatig door vertellers als waargebeurd worden doorverteld. Een bijzonder soort urban legend zijn de zogenaamde produktgeruchten: onware maar vaak geloofde vertellingen over commerciële produkten of producenten. Bijvoorbeeld: Philips heeft allang de eeuwig brandende gloeilamp uitgevonden, maar houdt het ontwerp geheim in een kluis. En van Coca Cola gaat het hardnekkige gerucht dat men er roest mee kan oplossen. De grens tussen urban legend, produktgerucht en roddel is soms buitengewoon vaag. Veel roddels hebben betrekking op (al dan niet bekende) personen, maar ze zijn vaak betrekkelijk vluchtig van aard, en hebben een kleine actie-radius. Maar sommige roddels kunnen uitgroeien tot gerucht of urban legend. Voorbeelden zijn de hardnekkige complotverhalen over de moord op president Kennedy, het gerucht dat de echte Paul McCartney dood is en vervangen door een dubbelganger, en het voortdurend weer opduikende gerucht dat Elvis nog leeft.
We kunnen wel aannemen dat volksverhalen al zo lang bestaan als er mensen met elkaar communiceren. Talloze verhalen zijn telkens weer aan anderen verteld en aan nieuwe generaties doorgegeven. Daarbij heeft het verhaal zich doorgaans weinig aangetrokken van lands- of taalgrenzen. Kenmerkend voor de meeste volksverhalen is hun internationale karakter: vele kennen een brede verspreiding. Sinds de 19e eeuw zijn deze verhalen door verzamelaars ook daadwerkelijk uit de mondelinge overlevering opgetekend. Daarvóór zijn we voornamelijk aangewezen op schriftelijke bronnen.
De komst van het schrift heeft de mondelinge overlevering niet verdrongen. De idee dat er eeuwenlang een geïsoleerde en door het schrift onbeïnvloede mondelinge cultuur heeft bestaan, berust op een misvatting. Door de eeuwen heen constateren we juist een vruchtbare wisselwerking tussen de mondelinge en schriftelijke overlevering; volksverhalen worden in boeken opgetekend of in literatuur verwerkt, die verhalen worden weer gelezen of voorgelezen, en zo kunnen de verhalen weer even gemakkelijk in de mondelinge overlevering terecht komen. Vandaag de dag is het niet anders. Moppen en sterke verhalen die worden rondverteld, kunnen in geschreven vorm op de digitale snelweg belanden, waar ze vervolgens worden gelezen en eventueel weer doorverteld.
Zo'n vier jaar geleden ben ik op het Meertens Instituut in Amsterdam begonnen met de bestudering van volksverhalen, en heb ik ondermeer gebouwd aan een Volksverhalenbank, een digitale database van Nederlandse sprookjes, sagen, legenden, fabels, moppen, urban legends en persoonlijke geschiedenissen. De primaire doelstelling voor het opzetten van een Volksverhalenbank was: het op een geavanceerde manier beheren en ontsluiten van de collecties die het Meertens Instituut bezit of verwerft. Daarnaast worden er ook verhalen in de bank ingevoerd uit gerenommeerde volksverhaal-edities. In de Volksverhalenbank worden de complete teksten van de verhalen ingevoerd, en vervolgens voorzien van bijbehorende informatie over de verteller, de plaats en tijd van vertellen, de schriftbron, het subgenre en de taal. Verder worden de verhalen (voor zover mogelijk) typologisch gecatalogiseerd en voorzien van trefwoorden. Op allerlei combinaties van informatie kan gezocht worden.
Maar de Volksverhalenbank is meer dan alleen een moderne, digitale vorm van documentatie. De Volksverhalenbank is expliciet ook bedoeld als een onderzoeksinstrument. Gezien de voortdurende wederzijdse beïnvloeding van de mondelinge en schriftelijke cultuur worden in de Volksverhalenbank zowel uit de orale overlevering opgetekende verhalen als schriftelijke bronnen ingevoerd. Het zwaartepunt ligt vooralsnog in de periode van 1880 tot heden, maar aan verdere historische verdieping wordt reeds gewerkt. Op termijn kan de Volksverhalenbank uitgroeien tot een historische vraagbaak voor de wisselwerking tussen mondelinge overlevering en schriftelijke bronnen. Bovendien kan de Volksverhalenbank van dienst zijn bij varianten-onderzoek, dat ons veel kan leren over het veranderingsproces dat verhalen en vertellen doormaakt, in de loop van de geschiedenis, maar ook in de mond van vertellers. Tenslotte speelt de database een rol in het signaleren en registreren van nieuw opkomende verhaaltypen, zoals daar zijn: TM 6043, Lady Di is dood en TM 6047, Bill Clinton gaat vreemd.
De Volksverhalenbank bevat momenteel [= 1999] bijna 10.000 verhalen. Daarvan zijn 1300 verhalen afkomstig van internet, en zijn er nog eens 300 binnengekomen via email. Alle denkbare volksverhaalgenres zijn wel zo ongeveer op het World Wide Web te vinden, maar bepaalde genres zijn beter vertegenwoordigd dan andere. Ieder nieuw medium, van de drukpers tot internet, vertoont de neiging om de evergreens weer te presenteren. Zo zijn de traditionele sprookjes, zoals die van Grimm en Bechstein, allemaal te vinden op de site van het Duitse Gutenberg-project. In Nederland kan men voor sprookjes onder meer terecht op de site van pretpark de Efteling, en in de Verenigde Staten vindt men tekenfilmversies terug op de site van Disney. Oud volksverhaal-materiaal kan men in Nederland verder terugvinden bij het Laurens Janszoon Coster-project, met volksboekjes, sproken en fabelbundels. Maar deze traditionele genres vallen in het niet bij de enorme hoeveelheid modern verhaalmateriaal dat ons via internet (en email) bereikt. Ik bedoel hier de moppen en de urban legends.
Alleen al in Nederland vindt men via zoekmachines met gemak de vele homepages van particulieren waarop zij hun moppenverzameling hebben gezet. Niet zelden treft men er dezelfde reeksen moppen aan, zoals de domme blondjes-raadsels. De meeste sites lijken ook aan een zekere zelf-censuur te doen; al te grove grappen treft men er niet aan. Ongecensureerd en ongemodereerd was een tijdlang de 'Moppentap' op de Vlaamse site van Maes Pils. Eenieder kon hier op inloggen en zijn mop achterlaten. Kinderen noteerden er hun kindermopjes, zoals deze:
Twee politieagenten staan aan het verkeerslicht.
De ene zegt tegen de andere: "Het is groen."
Waarop de andere zegt: "Een kikker!"
Maar ook de Vlaamse onderbuik-gevoelens kwamen op het net te staan. De direktie van Maes Pils is geschrokken van de racistische, sexistische en morbide grappen en heeft de website inmiddels gesloten. De site is lange tijd mijn favoriet geweest, omdat je hier de moppen aantrof, die ook aan de tafeltjes in de kroegen daadwerkelijk verteld worden. Ik geef een drietal voorbeelden - niet eens de ergste, maar u behoeft niet te lachen. De eerste grap is racistisch:
Hoe lang kan een Marokkaanse haar kak inhouden?
Negen maand.
De grap, die het Marokkaanse kind denigrerend gelijk stelt aan een uitwerpsel, functioneert binnen een spannings-situatie van etnische rivaliteit in de Vlaamse samenleving, waar het Vlaams Blok ook een exponent van is. Ik wil overigens niet beweren dat men per se een racist moet zijn, om zulke moppen te vertellen. Laat ik het zo zeggen: het feit dat de mop niet politiek-correct is, maakt het stoer om hem te durven vertellen.
Een tweede duidelijke tendens in de reeks moppen op de Maes Pils website, is die van de vrouwvijandige moppen, die nog een stap verder gaan dan de domme blondjesmoppen. Als voorbeeld:
Wat moet je doen als je vrouw uit de keuken komt?
De ketting inkorten.
Moppen tappen is sowieso al vooral een masculiene bezigheid, maar dit type moppen is bij uitstek een uitlaatklep voor mannen die zich, door de beweging van emancipatie en gelijke rechten, in hun dominante positie bedreigd voelen.
En wat hield Vlaanderen verder nog bezig? Natuurlijk de affaire-Dutroux, en de volgende mop refereert daaraan:
Wat is het verschil tussen een klein meisje en een fles wijn?
Een fles wijn blijft langer goed in de kelder.
De grote hoeveelheid Dutroux-moppen op de website van Maes Pils, alsmede verteld in het dagelijkse leven in zowel Vlaanderen als Nederland, moet niet verkeerd verstaan worden. Het is niet zo dat mensen zich domweg vrolijk maken over de affaire, en kinderverkrachting en kindermoord leuk vinden. Het feit dat er moppen over worden gemaakt, bevestigt dat de affaire als een probleem wordt ervaren, en dat men geschokt is - over ongevoelige kwesties kunnen immers geen grappen gemaakt worden. Bij iedere grote ramp treedt dit defensie-mechanisme van de humor in werking, en in feite hebben we te maken met een curieuze vorm van trauma- en rouwverwerking.
Voorzien van deze interpretaties kunt u zich wellicht indenken dat de ongemodereerde site van Maes Pils voor mij kon functioneren als een vinger aan de pols van de Vlaamse samenleving. Maar zonder dit commentaar kon de site niet blijven bestaan: de geciteerde grappen mag men in een besloten kring van gelijkgestemde vrienden wel vertellen, maar in het publieke domein dat internet heet, gaat dat te ver.
Tot zover de moppen op internet. Zoals gezegd wemelt het er ook van de urban legends, soms als curiositeit of amusement, en soms behandeld als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Het kost weinig moeite om webpagina's te vinden met particuliere collecties urban legends, of van sites met een speciaal onderwerp, zoals graancirkels, ufo's of satanisme. Maar ook FAQ-pagina's over urban legends zijn op het net te vinden: pagina's met Frequently Asked Questions, waarin veelal uitgelegd wordt of bepaalde urban legends waar of onwaar zijn en waarom.
Natuurlijk zijn er over moderne fenomenen als computers, internet en email ook urban legends in omloop. Twee typen verhalen springen er in frequentie duidelijk uit. Het eerste type betreft de verhalen die Brunvand 'Naive User Stories' noemt. Soms worden die verhalen als waar verteld, maar soms zijn het moppen. Populair is het verhaaltje over de domme computergebruiker (niet zelden een blondje, een Belg of een Limburger) die fouten verbetert door tipp-ex op het beeldscherm te smeren. Andere stuntelverhalen gaan over mensen die nieuwe diskettes in het station blijven stoppen zonder de oude eruit te halen, die de CD-ROM-lade aanzien voor de koffiebekerhouder, en die zich na de mededeling 'Press any key to continue' bewusteloos zoeken naar die bewuste any-toets.
Het tweede type urban legends betreft de folklore van de kettingbrieven per email die waarschuwen voor virussen die zich zouden schuilhouden in... email. Er wordt gewaarschuwd voor email berichten met onder meer de volgende subjects of titels: "Good Times", "Irina", "Deeyenda", "Join the crew", "Penpal greetings", "Returned or Unable to Deliver", "Win a holiday to...", "Get More Money", en "It Takes Guts to Say 'Jesus'". De boodschap is telkens hetzelfde: ontvangt u een bericht met deze titel, wis het bericht dan meteen en open het niet. Als men het bericht opent, wordt er een virus in werking gesteld die uw harde schijf wist. Vaak wordt nog toegevoegd dat de waarschuwing is uitgegaan van, of tenminste bevestigd is door een gerenommeerd bedrijf als IBM. De waarschuwing is nonsens, en profiteert van het gebrek aan feitelijke computerkennis van de meeste gebruikers, voor wie de werking en de mogelijkheden van de computer abacadabra zijn. Email is platte tekst, en platte tekst kan niets anders doen dan platte tekst wezen. Als men een programma (of een virus) als email verstuurt, dan ontvangt de geadresseerde slechts een tekst die bestaat uit machinecode. Maar email kan geen commando's geven aan de computer, en daar moet een virus het nu juist van hebben. De berichten waarschuwen dus voor gevaren van email die niet bestaan. Sterker nog: ze waarschuwen voor berichten met opschriften als "Good Times" die nooit verzonden zijn. Niet "Good Times" is het virus, het waarschuwingsbericht zelf is het virus. Het verspreidt zich epidemisch en infecteert de breinen van de lezers met angst.
Het enige theoretische gevaar bij een email-bericht is dat er een virus als attachment wordt meegestuurd. Wie een dergelijk attachment opent, is natuurlijk de sigaar, want nu wordt het virus met een commando daadwerkelijk geactiveerd, en kan het zijn - vaak destructieve - werk doen. Eigenlijk is dit gevaar al niet theoretisch meer, maar inmiddels praktijk geworden. Via email verspreidt zich momenteel een speciaal soort virus, een zogenaamde 'Worm', die zichzelf aan email hecht. Het virus heet HAPPY99.EXE, en als het geactiveerd wordt laat het wat vuurwerk op het scherm zien, en de mededeling "Happy New Year 1999". Ongemerkt nestelt het programma zich ook in de Windows-software, en laat zich met ieder emailtje weer opnieuw versturen. Het virus is weinig destructief, maar verspreidt zichzelf wel bijzonder actief. Voor meer informatie over nonsens en waarheid ten aanzien van email-virussen, kan men onder meer terecht op de site van McAfee, de gerenommeerde makers van anti-virus software. Een tweede 'Worm' die zich aldus verspreidt, heet MELISSA, en een clone hiervan heet PAPPA.
Ik keer terug naar het onderwerp van de orale cultuur. Het volksverhaal-onderzoek zoals dat verricht wordt door volkskundigen in Nederland en Vlaanderen, houdt zich primair bezig met de bestudering van de orale cultuur. Doel van het verhaal-onderzoek is de bestudering van een cultureel fenomeen: het vertellen van verhalen als een exponent van de cultuur van het dagelijkse leven. Een filologische vorm van onderzoek is dat naar varianten: verhalen vertonen de neiging om - door de tijd heen, en van verteller tot verteller - veranderingen te ondergaan. Die mutaties kunnen ook gevolgen hebben voor de moraal van het verhaal. Een sociaal-culturele benadering beschouwt verhalen als dragers van mentaliteit en identiteit. Moppen kunnen bijvoorbeeld goed laten zien waar de gevoeligheden en taboes liggen van een bepaalde groep mensen binnen de maatschappij. Humor is een goede graadmeter voor wat er leeft binnen een samenleving. Door een verhaal te vertellen draagt de verteller - bewust of onbewust - een bepaalde boodschap uit. De verteller neemt een bepaalde positie in en geeft betekenis aan verschijnselen in zijn omgeving. Met een verhaal kan een verteller bijvoorbeeld laten merken dat hij een hekel heeft aan mobiele bellers, en dat hij zelf niet behoort tot deze sociale groep (of dat nu yuppen, aso's of criminelen zijn). Binnen het volksverhaalonderzoek wordt ook gekeken naar nieuwe tendenzen, in het bijzonder naar het ontstaan van nieuwe trends en verhaaltypes (zoals bijvoorbeeld domme blondjesmoppen).
In de middeleeuwen kon een verhaal niet sneller gaan dan een mens kon reizen. De moderne media hebben de omloopsnelheid van verhalen telkens weer verhoogd: het volksboek, de krant, de telefoon, de radio, de televisie. Met de komst van de digitale snelweg is de hoogste omloopsnelheid ooit bereikt. Een verhaal kan vandaag de dag in luttele seconden de Atlantische Oceaan oversteken en meerdere mensen tegelijk bereiken. Internet en email zijn een katalisator geworden in de verspreiding van met name moderne volksverhalen. Er is hier in principe natuurlijk geen sprake van orale cultuur - dat komt pas weer als we over de digitale snelweg met elkaar gaan praten. Maar ook de huidige schriftelijke verspreiding van verhalen op de digitale snelweg kan niet los worden gezien van de mondelinge overlevering. Beide vormen van communicatie staan in voortdurende wisselwerking met elkaar, en mogen derhalve niet los van elkaar bestudeerd worden. Verder mogen we vaststellen dat ook de modernste media het mondelinge vertellen van verhalen niet hebben vervangen, laat staan vernietigd.
Het zal u waarschijnlijk nauwelijks verbazen welke persoon in het volksverhaal tegenwoordig het meest onderwerp van humor en spot is, althans waar het de computerwereld betreft: het is natuurlijk Bill Gates. Niet alleen omdat hij de rijkste man ter wereld is, maar ook omdat hij dat geworden is dankzij Windows-software van twijfelachtige kwaliteit, die menig gebruiker en ontwikkelaar meer dan eens tot razernij heeft gedreven (u begrijpt: tot u spreekt een Apple Macintosh-bekeerling). De volgende mop van de site van Maes Pils uit juni 1996 wilde ik u tot slot niet onthouden:
Bill Gates kwam om in een vliegtuigongeluk. Aan de hemelpoort komt hij St-Pieter tegen. St-Pieter verklaart hem dat er twee mogelijkheden zijn, namelijk de hemel of de hel.
"Wacht," zegt St-Pieter, "ik zal u eens rondleiden."
Eerst gaan ze naar de hemel. Zoals verwacht zit iedereen daar rijstepap te eten en te zingen.
"En nu gaan we eens een kijkje in de hel nemen."
Daar zit iedereen bier te drinken, te kaarten of aan de PC bezig en zijn er hopen gewillige vrouwen aanwezig.
"Goed," zegt Bill, "ik blijf hier."
Na twee maanden komt St-Pieter Bill nog eens tegen.
"Hoe is het ermee?" vraagt St-Pieter.
"Slecht," zegt Bill, "van alles wat ik gezien heb, klopt er niets van: ik word elke dag op de pijnbank gelegd en gemarteld, hoe is dat nu mogelijk?"
"Awel," zegt St-Pieter, "wat je gezien hebt was de demo-versie."