In de herfst/wintercollectie van de Spaanse verscheen een model in penisbroek op de catwalk. Het ontwerp had niet alleen een stoffen penis, ook aan de testikels was gedacht.
Volgens de ontwerpster kan mode niet 'opvallend genoeg zijn'.
Nieuws, sport, entertainment en de laatste media up to date, fitnesstarieven Amsterdam, hypotheekrente vergelijking.
In de herfst/wintercollectie van de Spaanse verscheen een model in penisbroek op de catwalk. Het ontwerp had niet alleen een stoffen penis, ook aan de testikels was gedacht.
Volgens de ontwerpster kan mode niet 'opvallend genoeg zijn'.
| |
|
Geruchten over doping halen Karlstad niet uit evenwicht
ALBERTVILLE - Welgemoed meldt Geir Karlstad zich vanavond, indien nodig, na afloop van de 5000 meter bij de dopingcontrole. De Noorse stayer zegt niet onder de indruk te zijn geraakt van het rumoer rond zijn persoon, dat de verhouding tussen het testosteron en epitestosteron in zijn lichaam regelmatig de fatale grens van 6:1 benadert.
Sinds twee jaar heeft Karlstad een door dr. Helge Oftebro getekende brief op zak, waarin collega-artsen een kijkje in de inwendige mens wordt gegund. Oftebro is wetenschappelijk directeur van het door het IOC erkende dopinglaboratorium in Oslo. In de brief staan slechts medische gegevens vermeld. Er wordt nadrukkelijk niet om clementie verzocht indien Karlstad de fatale grens zou overschrijden. Professor Lereim, lid van de medische commissie van het IOC, bevestigde de constatering van het instituut in Oslo, dat Karlstad in diverse testen 'over de schreef' ging, zonder dat er sprake was van het toedienen van testosteron. Zoals het gebruikelijk is dat het IOC een dergelijk statement niet van commentaar voorziet, zo is het ook niet ongebruikelijk dat een atleet zich met een medisch attest bij de dopingcontrole meldt.
"Ik denk dat ik van alle schaatsers die aan deze Spelen deelnemen, het vaakst naar de medische controle ben geweest" , zegt Karlstad. "Tot op heden is de uitslag altijd negatief geweest. Ik zou daarom ook niet weten waarom ik over het inleveren van mijn urinestaal moet inzitten. Ik kan iedereen recht in de ogen kijken. Het verbaast me ook niet dat ik van de andere schaatsers die ik over deze zaak heb gesproken, alleen maar positieve reacties heb ontvangen."
Mensen uit de omgeving van de Noorse schaatser weten, dat de affaire toch aan hem vreet. Voor wat Olympische Spelen betreft, voorspelt de horoscoop van Karlstad doorgaans louter tegenspoed. Vier jaar geleden werd hij ongewild als koerier gebruikt voor een handeltje in anabole steroiden, dat de Rus Goeljajew met het diep gezonken Noorse talent Stein Krosby had opgezet. In Davos vroeg Goeljajew Karlstad een pakje mee te nemen naar Noorwegen. Nog voor het vertrek kwam de schaatser achter de ware bedoelingen van de Moskoviet. Karlstad raakte er compleet door van slag. "Ik had er bijvoorbeeld niet aan moeten denken wat er met mij had kunnen gebeuren als ik door de douane op het vliegveld van Oslo was aangehouden."
Uiterst unfiar
Terwijl de hele affaire Goeljajew nauwelijks leek te beroeren, die dat in Calgary met een gouden medaille op de duizend meter onderstreepte, faalde Karlstad op de 5000 meter en kon hij zijn illusies op de tien kilometer door een valpartij zelfs voortijdig begraven. "Het is niet de enige oorzaak, maar het heeft er wel mee te maken. Het was, om het zacht te zeggen, uiterst unfair dat ik als koerier werd gebruikt. Krosby was een uitzonderlijk groot talent. Maar nadat hij op het nippertje de Spelen van 1984 miste, is het snel bergafwaarts gegaan met hem. Hij heeft zelfs voor vrouwenhandel nog in de gevangenis gezeten. Ik heb hem zien afglijden naar de zelfkant van het leven."
De andere reden waarom de Olympische missie van Karlstad in 1988 mislukte, was het extreem hoge verwachtingspatroon dat rond zijn persoon werd gecreeerd. Karlstad gold in die dagen als de enige Noorse medaillekandidaat, en dat was een gegeven waarmee hij niet overweg kon. "In Serajewo beleefden de Noren een grote afgang. Dat mag ons niet weer overkomen, luidde in Calgary de redenatie. Ik stond in het middelpunt van de belangstelling. Ik was de kandidaat voor goud, omdat ik kort daarvoor wereldrecords had gereden. Ik kon er niet mee omgaan, terwijl er ook niemand was die mij vertelde hoe ik het favorietendom van me af zou kunnen zetten. Ik gaf het ene interview na het andere en stond intussen stijf van de stress. Toen ik mijn wedstrijden moest rijden, was ik zowel fysiek als mentaal volledig gesloopt."
Het mooiste dat Karlstad de afgelopen jaren dan ook overkwam, was dat Johann Koss hem in alle opzichten overvleugelde. Zijn naam wordt dan wel nadrukkelijk in verband gebracht met de beide lange afstanden - op het jongste EK in Heerenveen verbeterde Karlstad persoonlijke records op de 1 500, 5 000 en 10 000 meter - maar alle ogen zijn toch op die andere kwatta (de zich weer lekker voelende Koss) gericht. "Ik heb inderdaad het geluk dat ik een beetje in de schaduw van Koss kan rijden" , vertelt Karlstad. "Niet ik, maar hij krijgt nu alles over zich heen. Hij kan er beter mee omgaan dan ik. Ik heb onder stress nog nooit gepresteerd. Het enige waar ik over inzit, zijn de ijsomstandigheden. Met de milde temperaturen van dit ogenblik is het zeer wel denkbaar dat de omstandigheden niet voor iedereen gelijk zijn. Er kan zomaar iemand kampioen worden, die niet de beste is. Voor de sport zou dat een slechte zaak zijn. Als je het goed beschouwt, is zo'n Olympisch jaar heel frustrerend. Je bent er het hele jaar mee bezig, terwijl alleen dat ritje van vandaag en dat van de volgende week echt telt."
In november 1990 gaf niemand nog een cent voor Karlstads Olympische ambities. De loopbaan van de Noor leek door een val van de trap verleden tijd. In het ziekenhuis werd hem meegedeeld dat hij topsport wel kon vergeten. Dat het al heel mooi zou zijn als hij zich zonder pijn weer zou kunnen voortbewegen. "Schaatsen was aanvankelijk ook het laatste waaraan ik dacht" , kijkt Karlstad terug. "Dat werd anders, toen ik drie weken na de operatie voor het eerst weer even uit bed mocht. Ik werd achter een looprek gezet. Schuifelend deed ik mijn eerste schreden, waarna opeens het schaatsen weer door mijn gedachten schoot. Ik had beter niet op dat idee kunnen komen. Ik, die na een zware zomertraining eigenlijk in topconditie verkeerde, kon maar amper lopen."
Zonnigste kant
Hij leerde het leven van de zonnigste kant te bekijken en verbaasde de doktoren met zijn razendsnelle progressie. In december zag Karlstad alweer een comeback gloren. Hij kreeg echter een kleine terugslag, toen hij zich in zijn gretigheid overbelastte. "Je hebt zoveel jaren met de top meegedraaid, dat je het er moeilijk mee hebt om weer van voren af aan te beginnen. Het was een klein wonder dat ik in 1991 het EK haalde en in Serajewo de vijf kilometer zelfs onder de zeven minuten schaatste."
Het werd een plezierige rentree voor de student aan de handelsvakschool. Bondscoach Hans-Trygve Kristiansen isoleerde de topper Koss niet van de rest, maar maakte een hechte vriendenclub van de Noorse eliteschaatsers. "Johann en ik vinden dat heel belangrijk. De groepssfeer en de Olympische Spelen waren voor mij de twee motieven om door te gaan met schaatsen. Die facetten sterkten mij in het idee dat ik tijdens de revalidatie terug moest vechten. Er was een klimaat geschapen, waarin ik weer nieuwe, hogere doelen kon stellen. Vooral door de introductie van de gewichttraining merk ik dat ik op 28-jarige leeftijd nog steeds grenzen kan verleggen. Die situatie is ook bepalend voor het verdere vervolg van mijn carriere. Als ik na Albertville het idee heb dat de rek er nog niet uit is, zie ik mezelf in 1994 in Hamar ook aan de Olympische Spelen meedoen."
Het enige nadeel dat in de ogen van Karlstad aan het moderne schaatsen kleeft, is de toegenomen zakelijkheid. "Ik zit al tien jaar in de nationale selectie en heb in die tijd veel zien veranderen. Alles is zakelijker geworden. Daarnaast zijn de trainingen zo intensief geworden, dat je allang niet meer over het uitoefenen van een hobby praat. Het is een beroep geworden."
Dat neemt niet weg dat Karlstad nog tijdens zijn schaatscarriere zijn studie probeert af te ronden. "Door dat ongeluk heb ik natuurlijk wel aan mijn maatschappelijke toekomst gedacht. Ik heb in mijn leven te veel topsporters in het bekende zwarte gat zien vallen. Ik zou niet willen dat het valluik openklapt als ik eroverheen loop."
AL TIEN JAAR onderzoekt Nikkels (41), samen met enkele collega-artsen van het Academisch Ziekenhuis Utrecht, de effecten van erythropoëtine. Hij begeleidt onder meer renners van de wielerploeg TVM, alsmede de schaatsequipe van SpaarSelect.
-Behoort u tot het kringetje artsen dat volgens Emile Vrijman van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken, doping verstrekt?
'Nee, ik behoor wel tot een groep waar veel expertise zit. Mensen die er geweldig veel van weten en die willen informeren. Topsporters zijn volwassen jongens die zelf hun beslissingen kunnen nemen .'
-Waar kennen ze u van?
'Van vroeger, uit het peloton. Ik heb nog met Blijlevens gefietst. Hij komt ook voor advies bij mij. En nog een paar TVM'ers, geen Rabo-renners. Maar ik blijf op de achtergrond. Profs hoef je in principe niets te vertellen; ze willen alleen soms dingen doorpraten.'
-Bent u vorig jaar, tijdens die TVM-affaire in de Tour de France, bang geweest dat uw naam besmet zou worden?
'Waarom?'
-Omdat rond wielrennen, en met name rond TVM, een zweem van doping hangt.
'Laat ik dit zeggen : doping bestaat niet. Wij kennen farmacologie en geneeskunde. EPO is een prima middel voor nierpatiënten, anders stierven ze als ratten. Anabolen zijn een goed middel voor kankerpatiënten. Met betrekking tot topsport spreek je van doping-geduide middelen. De Nederlandse traditie is altijd geweest: tegenhouden lukt niet, reguleren wel. '
-Tjeerd de Vries, de arts van de Nederlandse wielrenunie, heeft gezegd: ik zou nooit bij een profploeg willen werken. Dan zou hij concessies moeten doen aan zijn ethisch besef.
'Onzin, moeten die renners het dan maar zelf uitzoeken? Moeten ze dan maar naar Italië gaan?'
-Als ploegarts word je toch geacht renners optimaal te laten presteren?
'Inderdaad, maar je kunt ook een heel eind komen met gewone middelen.'
-Tot aan de finish?
'Waarschijnlijk niet. Maar de kans dat je het kwaad kunt bestrijden is groter als je erbij zit. Als je als arts verbonden bent aan een profploeg kun je met de vuist op tafel slaan. Je kunt zeggen: mijn hoofd en reputatie zijn hieraan verbonden, degene die er onderuit kruipt, hak ik de kop eraf.'
-Is wel eens een Rabo-renner bij u geweest voor een second opinion?
'Ja. Die renner rijdt nu niet meer voor de Rabo-ploeg.'
-Is Erik Dekker, die vanwege een te hoog hematocriet-gehalte niet mocht starten bij het WK, wel eens bij u geweest?
'Nee.'
-Heeft Dekker gebruikt, denkt u?
'Ik sluit het niet uit. Maar mischien waren het uitdrogingsverschijnselen waardoor hij boven die grens zat. Als je wilt bewijzen dat Dekker EPO heeft gebruikt via de huidige onderzoeks-methoden van de UCI , dus via die hematocriet-norm van 50, dan lukt het je nooit.'
-Heeft u vertrouwen in die onafhankelijke onderzoekscommissie in de zaak-Dekker ?
'Ja, zo ken ik de mensen van Rabo wel. De mensen hebben er geen belang bij dat het in de doofpot belandt. Maar je kunt het nooit bewijzen. De uitkomst zal zijn: er zijn geen aanwijzingen gevonden voor EPO-gebruik, en netto klopt dat ook. Die grens van 50 is arbitrair.'
-Maar die norm is toch op voorspraak van de ploegleiders bepaald.
'De UCI had ook zelfstandig de norm op 53 kunnen stellen. Het ging ze er echter vooral om in samenspraak met de ploegleiders tot een reglement, een grens, te komen. 50 of 53, Het is beide even arbitrair. Ik geloof niet in het ethisch besef van de ploegleiders. En dan spreek ik uit ervaring. '
-U beweert honderden renners te hebben onderzocht en nog nooit één te hebben gevonden met een hematocriet-waarde hoger dan 45. Dan denken wij als leken: dat hele peloton zit vol doping. Die gaan allemaal tot die 50.
'Nee, dat zou onverstandig zijn. Je gaat er een paar punten onder zitten. Als je in rust op 49 zit en je hebt een slechte dag gehad dan zit het 's avonds dik boven de 50. Urineren, zweten, uitdroging doen het hematocriet-gehalte stijgen. In zo'n geval krijg je het niet in één nacht weer onder die 50. En staan ze dan de volgende ochtend met die injectienaalden voor de deur, dan ben je de lul. Zie Pantani. Als de ploegartsen slim zijn, dan gaan ze op 46 zitten.'
-Wat doet u als adviseur?
'In het geval van EPO zeg ik: die hematocriet interesseert me geen zier. Dik bloed? Gevaar van trombose? Zal wel meevallen. Al die beschuldigingen over EPO-doden zoals Bert Oosterbosch, Johannes Draaijer en Connie Meijer zijn belachelijk. Meijer had een hartspierontsteking, Oosterbosch waarschijnlijk ook.'
-Wat zegt u wel in het geval van EPO?
'We kunnen niet uitsluiten dat je later geen ziektes krijgt door het beenmerg zo aan te jagen, leukemie bijvoorbeeld. Dat komt voort uit het beenmerg. EPO werkt op het beenmerg.'
-Is het tot 50 oké?
'Laat die norm van 50 schieten. Dat is niet medisch. Ik wijs ze op die werking van het beenmerg . Dat vind ik medisch gezien het grootste argument tegen EPO. Bij mijn weten is nog nooit een direct verband gelegd tussen trombose en EPO.'
-Is EPO dus toelaatbaar ?
'Hangt er vanaf wat je wilt. Een jongen die van nature op 40 zit, mag die naar 47? Dat zijn wel twee, drie tanden extra in het hooggebergte. '
-Brengt een renner zichzelf door EPO-gebruik in levensgevaar?
'Nee, dat is onzin. Kwalijk is het pas bij 60-plus, dan treedt gevaar voor trombose op. De zone des doods noemen ze dat.'
-Bjarne Riis werd in het jaar dat hij de Tour won 'monsieur 60 procent' genoemd. Is dat mogelijk?
'Dat is mogelijk.'
-Heeft hij dat gehad?
'Ik denk het wel. Wat hij toen flikte in die verkorte Alpen-etappe naar Sestrières, dat kon niet. Ik heb het ook een keer gedacht toen zes Festina-renners zo tekeer gingen. Ze reden op de Croix de Fer kop over kop, de concurrentie viel er bij bosjes af, kilometers lang. Een harde koers en ze waren al twee weken onderweg. Dat kan gewoon niet.'
-Wat dacht u toen u deze zomer Lance Armstrong de Tour zag winnen?
'Hij zou weleens de grote uitzondering kunnen zijn in het wielrennen. Clean op een of andere manier. Medisch gezien heb ik gigantisch veel bewondering voor hem. Uit ervaring weet ik dat hij voor een hoop zieke mensen een inspirerend voorbeeld is geweest.'
-Wie zijn nog meer uitzonderingen, volgens u?
' Als ik nu een paar namen noem, wordt het een kwestie van wegstrepen. Dan blijft een lijst met verdachten over. Ik kan niets bewijzen hoor.'
-Heeft u in andere takken van sport weleens een prestatie gezien waarbij u twijfels had?
'Ja, de tien kilometer van Koss tijdens de Olympische Spelen van 1994 in Hamar.'
-Ik heb ook weleens een tien kilometer van een Nederlander gezien dat ik dacht: zoo.. En laat die schaatser nou net in uw ploeg zitten?
'Met mijn kennis van het metier durf ik voor Romme mijn hand in het vuur te steken.'
-Waarom is Koss in uw ogen wel verdacht en Romme niet?
'Omdat het verschil tusen Koss en Veldkamp in Hamar relatief groter was dan tussen Romme en de concurrentie in Nagano. Ik kan me nog herinneren dat Veldkamp tijdens die race van Koss gefilmd werd. Je hoorde hem zeggen: dit kan niet, dit kan niet. Die beelden zeiden mij genoeg. Koss reed de weken daarvoor als een drol. Dat kon gewoon niet.'
-Om in uw woorden te blijven: Romme reed vorig seizoen op zeker moment als een drol, maar werd uiteindelijk toch wereldkampioen op de vijf kilometer.
'Dat had een heel andere oorzaak. Romme was vorig seizoen te veel met het randgebeuren bezig. Zijn kop stond er niet naar. Maar pas op, Romme is zo'n beest, we noemen hem de Neanderthaler. Alle testen wezen uit dat zijn conditie uitstekend was. Ze hebben hem niet voor niets tussentijds naar Tenerife gestuurd. Daar is hij weer fris geworden in zijn hoofd en daarna kon hij zijn kracht weer overbrengen op het ijs. Daarom werd hij toch wereldkampioen.'
-Wat is zijn hematocriet-waarde?
'Dat mag ik niet zeggen.'
-Heeft u weleens een prestatie van een Nederlandse schaatser gezien waarbij u dacht: zozo.
'Nee.'
-En van de Rabo-ploeg dit seizoen?
'Ik vind het merkwaardig dat ze de belangrijkste wedstrijd van het jaar zo slecht rijden.'
-Boogerd wijt dat aan de afwezigheid van de ploegarts, Leinders, tijdens de Tour de France.
'Onzin. Er is nog nooit een wielrenner geweest die een koers won of verloor door toedoen van een arts. Die jongens zijn volwassen, die weten exact hoe het in elkaar steekt. Maar ik vind het een goede smoes. Renners weten zelf zoveel. Ze weten vaak meer dan ik. En Rabo heeft een goed begeleidingsteam, medisch gezien niks mis mee, jaren ervaring.'
-U heeft zich pas dit jaar verbonden aan SpaarSelect. En toch zegt u: in het verleden hebben ze nooit gebruikt.
'Omdat ik met die jongens gepraat heb en de indruk wordt versterkt door de resultaten van onze testen.'
-Maar kunt u zover terugkijken?
'Nee, dat moet ik toegeven. Aan de hand van onze test-gegevens kan ik niet garanderen dat in het verleden niets is gebeurd. '
-De Internationale Schaatsunie begint nu met bloedcontroles. Met het oog daarop heeft u voor al uw schaatsers een medisch paspoort gemaakt. Waarom?
'Ik wil zoveel mogelijk rust, dus dat we niet het risico lopen in dat belachelijke hematocrietverhaal van de ISU verzeild te raken. Een vergelijkbare affaire als nu met Erik Dekker willen we voorkomen. Met ons onderzoek willen we aantonen dat dat hele hematocrietverhaal belachelijk is.'
-Dat onderzoek van u loopt toch al tien jaar.
'Met een groepje artsen zijn we er ooit uit interesse mee begonnen, vanwege onze passie voor sport. Ik durf te beweren dat ons onderzoek het meest geavanceerde in de wereld is.'
-Maakt u zichzelf als onafhankelijk onderzoeker niet verdacht door ploegarts te worden?
'Nee, die tests worden uitgevoerd door een onafhankelijke instantie, dat is het AZU.'
-Hoe wordt zo'n medisch paspoort samengesteld?
'Voor het grootste deel via hormoonanalyse en een meting van rode bloedcelletjes. Dat paspoort stel je samen na een aantal metingen . Stel: de EPO-bepaling van een sporter is op het ene moment 10, de volgende keer 8, en weer een andere keer 12. Daar zit een redelijk gelijkmatig patroon in. Als-ie dan opeens bij een controle 50 blijkt te zijn, kun je met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid spreken van exogene toediening.'
-Zo zullen dopingcontroles in de toekomst volgens u worden uitgevoerd?
'Als internationale sportbonden echt wat willen dan moet je niet piskijken maar bloedtappen. En dan niet een eenpuntsmeting, want dan krijg je dat Donike-verhaal over de verhouding epi-testosteron van 6 staat tot 1. Daarboven zou je dan fout zijn. Nee, een gestandaardiseerde aanpak, dan weet je het zeker. Dat geldt voor EPO, maar dat geldt ook voor groeihormoon, anabolen.'
-Uw methode kan zo ingevoerd worden en is waterdicht?
' Ik durf te stellen dat ons onderzoek nagenoeg waterdicht is. In principe kan het zo ingevoerd worden.'
-Weleens iemand gevonden van wie u wist dat hij EPO had gebruikt?
'Voor negentig procent zeker wel.'
-In Nederland?
'Ik twijfel of ik nu niet mijn beroepsgeheim overtreed. Ik noem geen namen. Maar ik ken ze wel.'
-Zitten ze op de fiets?
'Ze zitten weleens op de fiets, ja.'
trefwoorden: doping, schaatsen, Oost-Duitsland, Kania, Ehrig, van Gennip
Support team a key part of speedskaters' success
Randy Starkman
Canada's powerhouse speedskating team could once fit their support crew in a suitcase. Now, they need a bus.
Clara Hughes was among those scoffing initially when there was talk of Canada aspiring to become the leading medal-winning nation at the 2010 Winter Olympics. She couldn't see it happening when athletes could not access the most basic of services.
Now entering these Games, she and her teammates on Canada's long track juggernaut can't imagine having a better set-up.
"I remember the days when we used to fly to Europe with a foam roller—and that was our therapist," said veteran Kristina Groves. "We had a couple of trips we didn't have anything. I can't even believe how many people we have supporting us now."
It's a diverse unit with nearly 20 members, comprised of doctors, physiologists, strength trainers, physiotherapists, sports psychologists, massage therapists, a video specialist, a nutritionist and a skate technician.
The group is known as the I.S.T. — or Integrated Support Team — but coach Marcel Lacroix has another name for them.
"I consider the I.S.T. team as assistant coaches," said Lacroix, who coaches medal hopefuls Christine Nesbitt and Denny Morrison among others. "I can rely on those guys at anytime for anything. They are there for the athletes, they are there for me. I couldn't ask for any more than what those guys provide right now. They are definitely the best in the world at what they do."
Lacroix has a ready supply anecdotes. He was convinced two years ago there was something wrong with Nesbitt's new pair of custom-made boots. She felt great in them, there didn't appear to be anything wrong when skate tech Alex Moritz first checked them out, but her top end speed has disappeared.
Lacroix asked Paul Dorotich, the team's video whiz — who also has a degree in biomechanics — to rig up a device designed to normally measure how much pressure is applied in a shoe to test Nesbitt's skates. It was quickly determined the only pressure Nesbitt was putting into the ice was with her big toe. Moritz and Dorotich quickly adjusted her skate to fix the problem.
"Two weeks later, she was skating like a maniac and winning the 1,500 metres in Salt Lake City," said Lacroix. "Without those guys, she might have had a really crappy season. It would have had nothing to do with technique or physical fitness or attitude. It was a team effort."
On a team where Cindy Klassen has come back from double knee surgery and Jeremy Wotherspoon from missing a whole season with a broken arm, there has been plenty of work to go around.
Gordon Bosworth, the lead on the medical team whose 30 years of experience includes working in the soccer's English Premier League, takes pride in the commitment of the whole group.
"We've got to make sure that whatever those coaches ask for, we can give them," said Bosworth. "That sounds simple, but it's not actually that simple because the coaches are all very different people and they've all got very different needs. That's been a challenge, too. That's been a journey we've all been on and are still on."
A small group — Bosworth, physiologists Dr. Dave Smith and Scott Maw, sports psychologist Derek Robinson and strength trainer Matt Jordan — meet on a regular basis to review the status of each athlete. That puts all of them in the loop and means a coach can approach any one of them to get the full picture.
"Whenever somebody goes down, somebody's injured, something's tweaked, they're on it right away and within a couple of days people are back on their feet," said Lucas Makowsky, a bright young hope who won his first World Cup medal this season.
"Until you can totally experience it yourself, it's almost hard to explain just because they're so attentive to each individual athlete. It totally eliminates the question of whether I'm going to be at peak physical shape come race time."
For Hughes, it's sometimes as much what they don't do as what they do.
"There's this thing that happens and our physiologist — Dr. Dave Smith — talks about it, he calls it 'j squared', it's job justification," she said. "And when it comes to the Olympics, everyone's trying to justify their job and be like 'I'm needed here.'
"I know on our support staff nobody is trying to justify what they're doing, they're just there when I need them, if I need them. They're not getting in my space and affecting my psychological approach, the process I go through to reach a performance."
It wasn't always such a well-oiled machine. There was a period of much turmoil under previous team leader Finn Halvorsen, who resigned after last year's world championships in Richmond. It also took the group some time to adjust to one another at first.
The speedskating team is divided into different training pods under different coaches, some based in Calgary and others in Richmond. Under Halvorsen, the team had set up two separate I.S.T. units, but Olympic program director Brian Rahill decided to bring them together when he took over. That decision had created a strong bond.
"The thing that makes this work is all of these guys are really dedicated to the athletes," said Rahill. "They know that ultimately it's the athletes and the coaches that will determine the performance."
Lacroix likes to tell a story he thinks played a role in building this team behind the team. It was when the group was in its formative stages and things did not seem to be clicking at all.
They were on the road for an event and Lacroix came up with the idea of bringing the I.S.T. unit into his room to show them a music video — of Metallica playing with the San Francisco Symphony Orchestra. Called S&M, the video showed that the dissonant pairing of the heavy metal gods with a symphony orchestra could produce something special.
"I said 'Guys, the way I see our team is we've got different personalities, we've got different types of people, and I want you to listen to this music,'" said Lacroix. "On the DVD, you see violins play and then you see the drummer pounding away like an animal and then you see this proper lady with a trombone.
"You had it all, old school, new school. The music they produced was phenomenal. Why? Because everybody was respecting each other. So this 60-year-old violin player was sitting beside the lead guitarist, who's got a goatee and long hair and cutoff T-shirt. You know what I mean? It all worked out.
"I said 'Listen guys, if we do this like this, we can produce a lot of good music together.'"
It could certainly help get the anthem played more than a few times in the next two weeks.